Zoekresultaten
16 resultaten gevonden met een lege zoekopdracht
- HC zondag 9
Deze leerdienst is gehouden op 3 augustus 202519.00u in Onderdendam. Naar aanleiding van HC zondag 9 is het onderwerp God de Schepper. Psalm 135: 1, 3, 12 Stil gebed, votum en groet Psalm 136: 1, 2, 4, 5 Geloofsbelijdenis Psalm 93: 1 en 4 Gebed Schriftlezingen I Genesis 1:26-31 II Mattheüs 6:24-34 HC zondag 9 Weerklank 374: 1,2,3 Na de preek: Weerklank 461: 1, 2, 3 Gemeente van onze Heer Jezus Christus ‘Ik geloof in God de Vader, Schepper die de schepping draagt’ Ongeveer 150 jaar geleden overleed Charles Darwin. Hij is de bedenker van de evolutietheorie. Zijn ideeën hebben onze cultuur diepgaand beïnvloed, de ziel van Europa ingekleurd. Uit zijn theorie werd de niet noodzakelijke, maar wel mogelijke conclusie getrokken dat God niet bestaat. Die gedachte was ook erg aantrekkelijk, in eerste instantie vooral voor wetenschappers, literaire schrijvers en filosofen. Het gaf een wetenschappelijke basis om een al langer aanwezige hang naar vrijheid, naar een leven zonder God en gebod, te gaan uitvoeren. Vanuit de elite kwam dit gedachtegoed, met horten en stoten het leven van veel mensen op het noordelijke halfrond binnen. Vrijheid, vooral zonder het beklemmende juk van de kerk, zonder een strenge God, was en is aantrekkelijk. Omdat de evolutietheorie het grote verklaringsmodel werd dat op scholen en universiteiten werd gebruikt, kon je er ook vanuit gaan dat er geen God is. Inmiddels is er zeker in de filosofie een belangrijke tegenbeweging tegen het idee dat er geen God kan zijn. Juist de resultaten van wetenschappelijk onderzoek geven daar aanleiding toe. Maar we leven nog steeds in een cultuur die voor een belangrijk deel bepaald wordt door het idee dat God een onlogische optie is. Dat heeft grote gevolgen. Het heeft een prijs: · Op het gebied van moraal. Zeker Nietzsche heeft daar al over geschreven. Hij schreef over de dood van God, en liet horen dat het het einde zou beteken van een moreel kader dat gebaseerd is op liefde. Het enige dat telt is de survival of the fittest: de sterkste komt bovendrijven. Het gaf aanleiding voor rassentheorieën. De ideeën van de nazi’s over Unter- en Übermenschen zijn daar de gevolgen van. We merkten en merken nog steeds dat het bestaan niet leefbaarder wordt wanneer er geen echte met onze oorsprong verweven basis is voor liefde. · De consequentie van een leven zonder Schepper is ook dat het leven geen doel en zin heeft. Wanneer je ervan uitgaat dat je een product van een toevallige samenklontering van atomen, ben je zo random dat het ook niet uitmaakt of je er wel of niet bent. Die consequentie is steeds meer aan het daglicht getreden toen de strijd tegen de beklemmende kerkelijke structuren zo ongeveer gewonnen was. Die leegte knaagt aan veel mensen, jong en oud. Je merkt het aan een diepe onrust: is het dit nu het leven? · Bovendien komen we er steeds meer achter dat we bepaald weerloos zijn tegen allerlei machten en krachten. Of dat nu ziekten zijn, de verandering van het klimaat, stromen van migratie, of grote oorlogen. We voelen ons bij tijden verweesd en eenzaam in een oneindig heelal uitgeleverd aan machten en krachten. Tegen die achtergrond belijden wij vandaag Ik geloof in God de Vader, Schepper van hemel en van aarde. Dit vertelt dat wij 1) schepsel zijn, 2) verantwoordelijk en 3) in goede handen. 1. Schepsel a. Van de Vader Het heelal is niet zomaar ontstaan, maar gemaakt. Wij zijn niet toevallig ontstaan, maar bewust gemaakt door de Vader. Uit het niets. Zonder dwang van buitenaf, zonder innerlijke verplichting heeft HIj geschapen. Het is daarbij echt iets extra’s om te geloven en te belijden dat we geloven in God de Vader die heeft geschapen. Dat geeft een extra dimensie aan de Schepper. We hebben het een vorige keer gehad over drie-eenheid. God wezen, zijn zijn, bestaat in drie personen, die zich in liefde tot elkaar verhouden. De Vader is van eeuwigheid de Vader van de Zoon. Van eeuwigheid is Hij een God van liefde, is Hij liefde, omdat er voortdurend hooghouden en liefhebben is van de Vader richting de Zoon, richting de Geest en andersom. Die liefhebbende God heeft, niet omdat Hij zich eenzaam voelde, of omdat Hij zich verveelde, maar uit liefde ons gemaakt. Niet alleen ons, maar hemel en aarde. Alles wat er is. b. Goed, met een ontwerp God, Diegene boven Wie niets gedacht kan worden, de Allerhoogste, de Allerwijste heeft een ontwerp bedacht om hemel en aarde te maken. Het is een prachtig ontwerp. Met harmonie, kleur en variatie. Dit planmatige, het ontwerp heeft het mogelijk gemaakt dat er wetenschap is. In de basis is empirische wetenschap niets anders dan het ontdekken van de structuren die God heeft aangelegd in de werkelijkheid. c. gewild, geliefd Geliefd: in de Zoon ook onze Vader. In HC vooral gedacht vanuit verlossing, maar het is ook al in de schepping. De Vader heeft ons gemaakt door de Zoon. Via de Zoon die Hij van eeuwigheid heeft liefgehad is de schepping uit zijn hand gerold. Niet alleen onze ziel, maar ook ons lichaam. Geweven, gewild door God. Kijk zo naar jezelf: je leven is niet een toevallige samenloop van atomen. Het is niet zo dat maar een gewild ontwerp van God. En laat dat horen aan je omgeving. Hoeveel mensen tobben er niet rond, zonder doel, horizon, zin! We hebben een Vader! 2. Verantwoordelijk Als je schepsel bent, heb je ook verantwoordelijkheid. Daar ligt de basis voor de zin in het leven. We zijn beheerders van de schepping van God. Als je jezelf opstelt als schepsel met verantwoordelijkheid, dan is er altijd zin, omdat het scheppen zich dan in zekere zin voortzet. Als we onszelf zien als schepselen en de ander ook, dan handelen we net als de Schepper vanuit liefde. Liefde voor planten, dieren en mensen. Liefde verveelt nooit en geeft een innerlijke vreugde. - Dat geldt voor artistieke scheppingen. Als je iets moois maakt geeft je dat voldoening. - maar ook voor het beheren en laten voortbestaan van de schepping. Als je iets goeds doet, geeft dat vreugde. De ellende is dat we dat niet als schepselen wilden leven. Aan het begin van de geschiedenis toen Adam in opstand kwam en zelf als God wilde zijn vond dat plaats. Je kunt zeggen dat we die zondeval nog een keer hebben herhaald toen we God hebben proberen af te schaffen hoewel we zoveel van Gods herstellende genade hebben ontvangen als Europese cultuur. We hebben ons opnieuw afgekeerd. Helemaal toen we daar een basis voor meenden te hebben gevonden doordat we een beetje inzicht kregen in de patronen en structuren die God zelf heeft aangelegd en God daarom konden wegpoetsen. We wilden geen schepsel zijn. Het feit dat wij dat wel zijn, dat we verantwoordelijk zijn, maar dat niet wilden, heeft grote gevolgen, voor en in ons zelf, en ook richting God. - God de Schepper bestaat zonder bron en kan dat ook. Hij heeft niet iets nodig dat Hem kader geeft en zin, en vreugde. Toen we dachten dat wij zelf als God konden zijn, gingen we op plek staan die we niet aan kunnen. Wij kunnen niet zonder dat kader. We kunnen onszelf geen richting geven. Geen zin, geen doel. Het ontbreekt ons ook aan de innerlijke bronnen om die positie in te nemen: - Onze eigenwaarde is niet stevig genoeg om dat aan te kunnen; daarom zijn we jaloers of trots. Onze waardigheid bestaat uit ons schepsel zijn en heeft de bevestiging nodig van de Schepper. - Onze innerlijke vreugde en levenskracht zijn te zwak, kunnen er alleen zijn met de bron in God; daarom worden we somber en depressief. - We hebben geen eigen bron van liefde, en zodra we uit de stroom van de liefde van God weggaan, verschraalt deze en worden we zelfzuchtig. Dat is de bron van eenzaamheid, vernederen van mensen en ontluisteren van de schepping. - Toen we God niet meer als Eigenaar beschouwden, zagen we de wereld als ons eigendom, dat we naar believen konden gebruiken. Een schepping die uit liefde is voortgekomen kan niet tegen een bewind van liefdeloosheid. Als we de schepping niet zien als iets kostbaars, met een geheim, gaat het stuk. Dat is toch wat we zien? We zijn verloren. Die verlorenheid zuigt al aan ons. Daarom is het zo dwaas als je zonder God blijft leven. We zijn bovendien schuldig: als God ons ter verantwoording roept over wat we hebben gedaan met ons leven, kunnen we ons niet vrijpleiten. In de woorden: door Zijn Zoon Jezus Christus ook mijn Vader, klinkt dan ook dankbaarheid en verwondering door. Jezus Christus redt daarvan. In de HC is dat de hoofdlijn: we zijn verloren, worden gered, en vanuit die redding ontstaat opnieuw de roeping en de mogelijkheid om te gaan leven als kind van de Vader. - Zoek Jezus dan om te ontkomen aan je zinloze leven, je schuldige bestaan. - En laat van Hem horen in je omgeving! - En natuurlijk ook dit: oefen je om te leven als een kind van de Vader, als een rentmeester van de schepping. Hoe ingewikkeld het ook is: goed zorgen voor de natuur als consument, in wat je eet (kiloknallers, of vlees van goed verzorgd vee), in waarmee je je kleedt, in hoe we ons bewegen. Niet met een strengheid die wordt voortgejaagd door de angst dat we er anders niet meer zijn, maar vanuit de liefde en de verwondering voor Gods goede schepping. 3. In goede handen a. God onderhoudt en zorgt God heeft ons in deze wereld gezet als zijn rentmeesters. Dat betekent ook dat we niet de eindverantwoordelijkheid dragen. Er zijn dingen die we niet in de hand hebben, niet hoeven te hebben, daarin wordt er voor ons gezorgd. Dat is God blijven doen ook nadat wij de schepping hebben beschadigd en er allerlei duisternis is. Hij draagt er zorg voor dat de wereld om de zon blijft draaien en dat er seizoenen zijn. Hij zorgt ervoor dat de aarde om haar as blijft draaien en er dag en nacht is. Hij zorgt voor de vruchtbaarheid in de natuur. Hij geeft regen, en zorgt voor droogte. God laat Zijn werk niet los. b. Uw Vader weet Er zit een groot cluster aan vragen over de vraag hoe God dit doet. Daarom is er een volgend deel van de HC, zondag 10, die gaat over Gods voorzienigheid. Daar hopen we een volgende keer bij stil te staan. Voor vanavond Mt 6: Wees niet bezorgd over je eten of je drinken. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt. 33 Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden. Het is een oproep van Jezus Christus door Wie we zijn geschapen en opnieuw tot kinderen worden aangenomen. Hij is te vertrouwen. c. God geeft toekomst Tot slot: God geeft zijn schepping toekomst. Dat is voor ons de hoop. In onze samenleving zie je behoorlijk veel doemdenken. Er zijn allerlei films over het einde van de wereld, allerlei theorieën en gedachten over de ondergang van de aarde. Er kan inderdaad van alles gebeuren, maar één ding niet: dat het allemaal eindigt in het grote niets. Want wij geloven in God de Vader, Schepper die de schepping draagt. En als je ziet hoeveel God er in heeft geïnvesteerd om te komen tot vernieuwing, tot herstel, dan kan het niet anders dan dat de toekomst nog beter zal zijn. De schepping ging voor God zonder lijden, voor de herschepping is Hij mens geworden, heeft Hij zoveel gedragen. Het moet wel mooier worden, als Hij dit in zijn liefde allemaal heeft gedaan. Leef uit die hoop! Stel je vertrouwen op Hem. En deel ervan. God is de God van de hoop. Amen Gebed Collecte Psalm 111: 5 en 6 Zegen
- HC zondag 8
Deze leerdienst is gehouden op 15 juni 2025 19.00u in Onderdendam. Naar aanleiding van HC Zondag 8 is het onderwerp de Drie-eenheid. Psalm 33: 1 en 11 Stil gebed, votum en groet Psalm 110: 1 en 2 Geloofsbelijdenis van Nicea (Constantinopel) Psalm 77:8 Gebed Schriftlezingen: Mt 28:16-20 & Openbaring 1:1-8 Zondag 8 vraag 24. Hoe worden deze artikelen (van de Apostolische Geloofsbelijdenis) ingedeeld? In drie delen. Het eerste gaat over God de Vader en onze schepping. Het tweede over God de Zoon en onze verlossing. Het derde over God de Heilige Geest en onze heiliging. Vraag 25. Er is maar één God, en Hij is één; waarom noem je dan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest? God heeft in Zijn woord bekendgemaakt als drie verschillende personen; samen zijn zij de ene, ware en eeuwige God. Psalm 95: 1, 2 en 3 Na de preek Gezang 89 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, We geloven in een drie-ene God. Daarmee is ons geloof uniek. Er zijn twee andere religies met 1 God, maar die beide kennen niet een Drie-eenheid. Het is het dus kenmerkend voor ons geloof. Tegelijkertijd denken we er weinig over na, we weten niet zo goed wat we er mee moeten. Dat is spijtig, want - we kunnen ons niet goed verweren wanneer mensen tegen ons zeggen dat ons geloof vanwege de Drie-eenheid vreemd is, of niet klopt - we kunnen een verkeerde voorstelling krijgen van God, die ons geloofsleven in een verkeerde richting stuurt. - We raken misschien is kwijt van de rijkdom van het geloof! Daarom denken we vanavond op de zondag Trinitatis na over de Drie-eenheid. I. Eén wezen en drie personen 1. Openbaring van God Het is goed om hiermee te beginnen: de Drie-eenheid is niet verzonnen door mensen. Het idee dat God uit meerdere personen bestaat is het gevolg van de manier waarop God zichzelf heeft laten kennen. Hoe mensen Hem hebben ervaren. Dat begint al in het Oude Testament a. Oude Testament: Natuurlijk leert het Oude Testament in de eerste plaats dit Dt6:4): Luister Israël, de HEER, onze God, is één. Dat is de geloofsbelijdenis van Israël. Daarmee zijn ze een grote uitzondering ten opzicht van alle andere volkeren. Zij hebben één God. Tegelijkertijd zie je dat die ene God een meervoudigheid heeft. Dat zit bijvoorbeeld in · het woord Elohim -> mv, maar wel steeds ev ww · Engel des HEREN, die steeds ook weer samenvalt met de HEER. · Psalm 110 · In Daniel: er mag iemand als een mensenzoon plaatsnemen op een Goddelijke Troon Allerlei signalen, dat er weliswaar maar één God, is maar dat deze zich niet laat vangen in een enkelvoud. b. Nieuwe Testament: doopbevel, groet in Openbaring 1, etc Het Nieuwe Testament is een verdere openbaring van God. Daar draait het om de vervulling van de belofte dat God de Messias zal zenden. Deze messias, een mens uit de maagd Maria, blijkt helemaal God te zijn. Hij heeft de aanspreektitel Heer en wordt ook God genoemd. Vooral het Johannesevangelie, maar ook de brieven van Paulus laten dat horen. Ook wordt duidelijk dat het dan gaat om een tweede persoon, namelijk de Zoon, of het Woord. Bovendien komt de Heilige Geest, die ook Heer wordt genoemd en bovendien levendmaakt. In het nieuwe Testament staan ook teksten, zoals we lazen, die de drie Vader, Zoon en Heilige Geest, heel dicht bij elkaar brengen: het zendingsbevel, en ook het gedeelte uit Openbaring. Deze en andere teksten laten zien dat de eerste christenen God hebben ervaren als Vader, Zoon en Heilige Geest. Zo heeft God zich aan hen bekend gemaakt. Zo heeft Hij hen redding gegeven en zich aan hen gegeven. 2. Proberen te begrijpen God heeft niet uitgelegd aan de mensen hoe het precies zit. De openbaringsgegevens leidden ertoe dat mensen probeerden te begrijpen. Dat is een risico, maar de kerk daarna heeft dat wel gedaan, om te voorkomen dat de rijkdom van het kennen van deze God verloren zou gaan, dat mensen een te kleine voorstelling van Hem maken, of uit het oog verloren hoe diep God is gegaan om ons te redden. Dat begrijpen was en is niet eenvoudig. In de eerste eeuwen was er een sterke neiging om God te beschouwen als één. Niet alleen vanuit de Joodse traditie, maar ook vanuit de Griekse filosofie, zeker het platonisme. Het hoogste kon alleen enkelvoudig worden begrepen. Daarom was er een sterke drang om wat we kunnen weten over God, ook zo te duiden: a. Drie verschijningsvormen? Een belangrijke gedachte is geweest: God is één en Hij heeft zich aan ons voorgedaan in de loop van de tijd in verschillende gedaanten aan ons voor te doen.: als Vader, Zoon en Heilige Geest. Een voorbeeld dat je daarbij wel hoort is dat van water. Water kan zich op verschillende manieren voordoen: als ijs, damp en als regen. De kracht van deze gedachtegang is dat - God zich inderdaad laat kennen op verschillende manieren. - En de eenheid van God blijft gehandhaafd. Tegelijkertijd mogen we deze voorstelling zeker niet absoluut maken, alsof de Vader en de Zoon en de Geest niet meer dan tijdelijke vormen zijn die een dieper essentie van God ook weer verhullen. De Zoon is en blijft de Zoon, zoals ook de Vader de Vader, en de Geest de Geest. b. Zoon en de Geest minder goddelijk? Een andere oplossing, vooral die van Arius is geweest dat hij de Zoon en de Geest het absoluut goddelijke ontnam. Het probleem daarbij is niet alleen dat het de gegevens uit de Schrift niet volledig recht kan doen en dat ook onze redding op het spel komt te staan. Als Jezus niet en volkomen mens, en volkomen God is, kan Hij ons niet redden uit de diepte van onze ellende. Ik denk dat veel gelovigen dit idee nog wel ergens in hun hoofd hebben. Dat Jezus niet echt God. c. Geloofsbelijdenis van Nicea (Constantinopel) Het gesprek hierover werd eind 4 de eeuw tot een slotsom gebracht. Eerst in 325 toen de christelijk geworden keizer een concilie samenriep in Nicea. Na dat concilie liep het nog weer wat anders. Maar in 381, op een volgend groot concilie is de uitspraak van Nicea bekrachtigd en nog aangevuld, vooral met woorden over de Heilige Geest: - Jezus is God uit God, waarachtig God uit waarachtig God - De Geest wordt samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt. Het inzicht erachter is: de Vader, de Zoon en de Geest delen hetzelfde wezen, maar zijn wel te onderscheiden personen/identiteiten. Hoe moet je dat zien? Om dat iets te verduidelijken: Je kunt mij de vraag stellen wat ik ben. Ik ben een mens, dat is mijn wezen. Je kunt me ook de vraag stellen wie ik ben: Sjaak van den Berg. Dat is mijn persoon. Wanneer we deze vraag twee vragen stellen over andere schepselen. Als je bijvoorbeeld de wat vraag stelt bij een huisdier, kan het antwoord hond zijn. Je kunt ook wel de vraag stellen naar het wie, maar dat wordt al moeilijker omdat een hond wel een beetje een persoon is, maar geen volledig persoon. Een halve. Wezen en persoon hoeven dus niet samen te vallen. Wanneer we zo naar God kijken, is Hij in wat God. Een verschil met schepselen is, dat Hij wel de enige is van deze soort , de enige van dit wezen. In wie Vader, Zoon en Heilige Geest. Zijn wezen, zijn eigenheid is te groot en te rijk om in één persoon tot uitdrukking te komen. Zo uniek en groot is God. Eén wezen, in drie personen. II. Eén beleid, drie rollen Wanneer wij denken in personen, denken we aan individuen, die allemaal eigen mening hebben en eigen plannen kunnen bedenken. Maar zo is het niet. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest voeren hetzelfde beleid. Ze hebben hetzelfde plan. Naar ons toe, zit er geen licht tussen wat de Vader wil, en de Zoon en de Heilige Geest. 1. Uit de Vader, door de Zoon, in de Geest Wel hebben ze een verschillende rollen. Je kunt het misschien wel een vangen met drie verschillende voorzetsels. Alles wat God doet, komt uit de Vader, gebeurt door de Zoon en in de Heilige Geest. Of het helemaal op iedere situatie van toepassing is, is natuurlijk de vraag, maar het geeft iets aan van de eenheid. Tegelijkertijd kun je wel zeggen dat ieder van de drie een specifieke aandachtsveld heeft. Dat is al vroeg bedacht. 2. Schepping, verlossing, voltooiing HC over apostolische geloofsbelijdenis: Het eerste gaat over God de Vader en onze schepping. Het tweede over God de Zoon en onze verlossing. Het derde over God de Heilige Geest en onze heiliging. Tegelijkertijd doen deze drie personen hun werk niet onafhankelijk van elkaar. · Schepping: door de Zoon, en in de Zoon. De Geest als kracht is daarbij aanwezig. · Verlossing: de Zoon neemt het niet op tegen een vertoornde Vader, maar de Vader zelf zendt de Zoon. Samen hebben ze bedacht en voeren ze uit wat nodig is voor herstel. God zelf is in Jezus gekomen om ons te verlossen. · De Geest is er niet zonder de Vader en de Zoon. Wanneer Hij heiligt, is dat op grond van het werk van Jezus. Hoe de drie personen dat onderling in hun eenheid van wezen doen en elkaar infomeren, ontgaat ons. Daarin is God God en gaat Hij ons verstand verre te boven. III. De Drie-ene en wij 1. We kennen God door de Zoon We kunnen God niet begrijpen, niet in zijn wat, in zijn wezen. Maar Hij heeft zichzelf wel helemaal kenbaar gemaakt in Wie Hij is. Wanneer we iets van God willen leren kennen, zeker wanneer we het niet goed kunnen vatten, mogen we bij Jezus beginnen. Dat heeft God al in de structuur van de schepping gelegd. De verbinding tussen de Vader en de zichtbare werkelijkheid is namelijk de Zoon. God heeft geschapen door de Zoon. Hij is, Hebr 1, het uitgedrukte beeld van God wezen. We kennen de Drie-ene God in principe door de Zoon. Johannes zegt het zo: - De Zoon die in de schoot van de Vader is, heeft God leren kennen. - Wie Jezus heeft gezien, heeft de Vader gezien. Dat geldt al sinds de schepping. Maar nog meer na de zondeval dat we bij Jezus moeten zijn om God te leren kennen. Jezus is de Middelaar die ons toegang geeft tot de Vader. Hij maakt de weg vrij. Hij verleent ons toegang tot de Vader. Zonder het werk van Jezus, zonder wat er in het evangelie over Hem staat, is al ons spreken over God religie en geen openbaring. Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. We worden ook opgeroepen om de Vader aan te roepen in de naam van Jezus. Wanneer je God wilt leren kennen, kijk dan naar Jezus, en vraag dan om Jezus. Je uiteindelijke troost is ook dat we van Christus zijn. 2. De doop verbindt ons met Vader, Zoon en Geest Jezus is dus de toegang. Maar tegelijkertijd is dit niet zonder de kracht van de Geest die ons met Jezus verbindt en ook niet zonder de Vader die Hem heeft gezonden en tot wie we worden gebracht. Want God is één. Dat wordt prachtig uitgebeeld in de doop die door Jezus is ingesteld. De doop verbindt ons met de Vader, de Zoon en de Geest. De drie elementen die de HC ontwaart in deze belijdenis zitten in de doop. In het formulier uitgewerkt met: zorg van de Vader, vergeving van en door de Zoon De doop garandeert ons dat wij verbonden zijn met Vader, Zoon en Heilige Geest. Wanneer we bidden, mogen we elk van de drie Personen aanroepen juist op dat punt waarop diens rol het grootste is. De Vader mag je daarom vragen om Schepping en levenskracht Verlossing door de Zoon. We mogen elk van de drie personen aanroepen juist ook voor die ene rol. Maar wanneer we tot een van de drie personen bidden, roepen we tegelijk in die ene naam, de ene God aan. Het is geen andere God. God begrijpen kunnen we niet. Wel kunnen we Hem vertrouwen. Hij heeft zich met Wie Hij is, aan ons verbonden. Hij zelf heeft ons gemaakt. Hij zelf heeft ons gered, Hijzelf heiligt ons. Drie-enig God, U zij al de eer. Amen Gebed Collecte Gezang 93 (B38) Zegen
- HC zondag 7 & 8
Deze leerdienst is gehouden op 9 februari 2025 in Onderdendam. HC zondag 7 vr/a 22 en 23, HC zondag 8 vr/a 24 reikten het onderwerp aan. In deze dienst was er voortzetting van en dankzegging voor het Heilig Avondmaal. P 81: 1 en 2 Stil gebed, votum en groet P 34: 1 en 4 Gebed Apostolische geloofsbelijdenis Psalm 32:6 Bediening Lofprijzing met Psalm 116: 12-14, 17-19 Weerklank 334 (melodie: ‘Dankt, dankt nu allen God) Gebed om opening van het Woord De vorige keer HC: wordt iedereen gered? God wil echt, alles heeft Hij gedaan. Alle gevolgen van de zonde kan en wil God van ons afnemen en herstellen zonder en buiten ons. Maar de kern van de zonde niet, omdat die in onszelf ligt. De kern van de zonde is dat we wantrouwend zijn tegenover God, en/of dat we hoogmoedig zijn. We moeten ons hart aan Hem geven, onszelf toevertrouwen aan Zijn genade, oftewel in Hem geloven. Vanavond gaan we verder nadenken over geloof en geloven, door na te denken over de samenvatting van het geloof die door alle christenen op aarde aanvaard wordt: de apostolische geloofsbelijdenis. Alles wat je moet geloven zit daarin samengevat. We lezen eerst: 1 Petrus 1: 13-25 / 1 Kor 15: 1-11 HC zondag 7 & 8 Psalm 77:7 Preek – Dynamische energie de apostolische geloofsbelijdenis Gemeente van onze Heer Jezus Christus 1) Radicaal (1 Petrus 1:22, gereinigd in de gehoorzaamheid aan de waarheid) Het maakt nogal verschil of je iets beweert in een kroeg onder vrienden, of dat je een verklaring aflegt in een rechtbank. Het woord ‘ja’ heeft een veel sterkere lading tijdens de huwelijksplechtigheid, dan op de vraag of je de achterdeur op slot hebt gedaan. Woorden hebben een heel verschillende kracht en betekenis, afhankelijk van de situatie waarin je spreekt. Hetzelfde woord kan een heel andere lading hebben in een andere situatie. Wij lezen heel vaak op zondagavond de geloofsbelijdenis. Omdat we dit zo vaak doen, hebben we niet zomaar in de gaten wat we dan eigenlijk doen. Welke kracht er oorspronkelijk zit in wat we doen. Ik zeg het ook verkeerd: we lezen niet de geloofsbelijdenis, maar we belijden samen het geloof God. Eigenlijk zouden we hem samen moeten opzeggen. Want het is iets wat een ieder van ons ook persoonlijk mee doet. Het is een verklaring voor het aangezicht van God en van elkaar: ik heb mijn vertrouwen gesteld op God, ik onderwerp me aan Hem, ik doe een beroep op God. Het heeft de kracht van een gelofte. De apostolische geloofsbelijdenis is ontstaan in de dooppraktijk van de eerste christenen. Het ging in vraag- en antwoordvorm. Eerst was hij nog iets korter, maar de basis stond al heel vroeg: - Geloof je in God de almachtige Vader? Ja ik geloof in God de Vader - En in Jezus Christus zijn enig geboren Zoon … Ja ik geloof… Tegelijk met het uitspreken van de belijdenis, werd de belijder ook ondergedompeld in het water in de namen van de God die hij/zij beleed. Het was daarmee ook een zich toe-eigenen van de werkelijkheid, ondergedompeld willen worden in, of het aangereikt krijgen van dat wat je belijdt. Daarom ook: ‘gereinigd in de waarheid.’ De doop was voor de eerste christenen het moment van een radicale omkeer voor hen en hun gezinnen. Ze stapten over van heidens naar christelijk. In de gedachtewereld van de eerste eeuw voelde het als het over mogen stappen van een slechte heer, naar een goede heer. Vrijgekocht worden van een slechte heer, door een goede. In 1 Petr 1:18 staat ook: vrijgekocht. Ze leefden voorheen zonder God en waren onderworpen aan een veelheid van andere goden. Daarom zwoeren ze voorafgaand aan de doop ook eerst de andere goden en de wereld af en daarna volgde het uitspreken van het geloof in de ene God. Het geloof belijden is dus ook de keerzijde van afzweren van andere goden. Het gaat er dus om dat het uitspreken van de geloofsbelijdenis niet zomaar een opsomming van waarheden. Het gebeurt ook echt. Je stelt je onder hoede van God, je belooft trouw aan God, je onderwerpt je aan Hem. Je keert je naar God. Je maakt Hem je Heer door het te zeggen. En je keer je af van alle andere machten en goden in je leven. Die gloed is de kern van het belijden van het geloof. Ergens is het te vergelijken met avondmaal. Je doet iets met je hart. Dat doen we op de zondagavond als we in ons hart mee belijden. Het is een ons toewenden naar God, ons afkeren van de goden. De kracht van de apostolische geloofsbelijdenis is dus dat het de halfslachtigheid on ons ontmaskert. We herinneren onszelf eraan dat we niet een beetje kerkelijk zijn, of aan geloof doen, of wat ook maar. Nee, we zweren trouw aan God. We zeggen: ik vertrouw God en geef me aan Hem. 2) Duidelijk (1 Kor 15:3, overleveren van wat is ontvangen) Tegelijkertijd zit er ook een inhoud in deze belijdenis die meer vertelt dan: ik onderwerp me aan God. Er worden ook dingen beweerd over God. God wordt specifiek omschreven in wie Hij is, wat Hij deed, doet en geeft. Deze feitelijkheid is iets wat we in onze geloofscultuur wat onder het stof vandaan moeten halen. Leren van feiten, het opdoen van kennis staat niet hoog aangeschreven. Ook niet in het onderwijs. Maar zonder gaat het echt niet. Je kunt geloof niet alleen maar laten floreren vanuit wat je voelt en zelf wilt. Veel van ons geloof is daar immers op gebaseerd. Je voelt dingen zus of zo. Het moet een beetje aansluiten op wat je denkt en hoopt. Maar het apostolicum herinnert ons aan een bepaald kader, een aantal gegevens die de basis vormen van wat we geloven. In de eerste eeuwen is hij nog wat uitgebreid op punten waar mensen gingen afwijken. Bijvoorbeeld op het vlak van schepping en van redding door God. Geloof is niet alleen gevoel, het gaat ook om een werkelijkheid buiten ons zelf. Een werkelijkheid die niet alleen zich afspeelt in ons innerlijk. Paulus legt daar als de vinger bij: Ik heb een overlevering ontvangen, die ik jullie ook weer doorgeef: dit is er gebeurd! Dit is zo gegaan. Dit zijn de feiten. Dat geldt ook voor de apostolische geloofsbelijdenis: er worden ook namen genoemd uit de geschiedenis die traceerbaar zijn: Pontius Pilatus is echt een Romeinse bestuurder geweest in Palestina rond het jaar dertig. De belijdenis claimt een plek in de werkelijkheid. Het geloof is in deze werkelijkheid gegrond. Het belangrijk te weten in Wie je gelooft. Niet zomaar een algemene goddelijke kracht, een iets. Het is niet zo dat alle geloven hetzelfde zijn. God is Vader, Zoon en Heilige Geest. Er staat immers drie keer: in… De drie-eenheid tekent Gods wezen. Dat is exclusief voor het christelijke geloof. Dit is het geloof dat ons is overgeleverd. Daar moeten we niet aan afdoen. God is boven ons (Schepper); de schepping is ook echt zijn schepping, goed gemaakt. God is naast en voor ons (Redder): God zelf is ons komen redden. God in ons (de Heilige Geest). Belangrijk is ook dat we weten wat ons geschonken wordt wanneer we geloven: de kerk en de heilsmiddelen, vergeving, opstanding en eeuwig leven. In de oude gedachte gang was het ook de Heilige Geest die de kerk, vergeving, opstanding en het eeuwige leven deelt Die dingen zijn de kern van wat je tot een gelukkig mens maken, een onderdaan van de God de allerhoogste Heer. De kracht van de apostolische geloofsbelijdenis is dat de vaagheid uit wat we geloven weggaat. Als je zegt dat je christen bent, geloof je in ieder geval de dingen die in de apostolische geloofsbelijdenis staan. Anders kun je je zelf eigenlijk geen christen noemen. De toewijding aan God, de belijdenis, gaat samen op met de uitleg van wie God is. En wat Hij doet. De bedoeling van de uitleg is natuurlijk dat we nog meer vertrouwen krijgen op God, en ons nog meer aan Hem overgeven. Nog meer op Hem hopen. 3) Richtinggevend Een derde kracht van de geloofsbelijdenis is, dat het ons helpt bij het vinden van een weg door het leven. De inhoud van de geloofsbelijdenis laat zich namelijk voor het gewone leven waarin we leven ontvouwen als een belangrijk kompas. Het tekent de grondlijnen voor de werkelijkheid waarin we leven, en als je je daarnaar richt, daarop je plannen maakt, je leven inricht, kom je goed uit. Zeker in de vroege kerk werd het belang van de apostolische geloofsbelijdenis in dit opzicht gezien. Augustinus raadde zijn gemeenteleden aan om iedere ochtend de geloofsbelijdenis te reciteren, zodat deze hun gedachten zou sturen. In een omgeving met veel andere opvattingen was dat erg belangrijk. Zou dat voor ons anders zijn? In de vervolgvragen komt dit voor een belangrijk deel aan de orde wanneer de catechismus vraagt: Waarom is het voor jou belangrijk om te geloven. Dan volgt er een uitleg die vaak ook alles te maken heeft met de vraag hoe je je weg door het leven vindt samen met God. Voor vanavond wat Petrus noemt: nuchter en hoopvol te leven(1 Petrus 3:13). Er gingen in de tijd van 1 Pt veel verhalen rond, over rampen en narigheden. De gelovigen stonden zelf ook onder druk om het geloof los te laten. Er was een immense druk zelfs op hen, ook met overheidsmaatregelen. Te midden daarvan levert Petrus vanuit de inhoud van wat ze geloven aanwijzingen. Zo kregen ze de oproep om te kijken naar het voorbeeld van Jezus. In de samenvatting van het geloof waar wij het over hebben is dat zo opgeschreven : geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven en opgestaan en zit aan de rechterhand van de Vader. En op te hopen op de erfenis. (opstanding en eeuwig leven). Wij hebben nu onze eigen onrustverhalen. Alles is aan het verschuiven in onze eigen samenleving, maar ook op het wereldtoneel. Veel mensen verliezen de hoop, en jagen en elkaar gekte aan. Wij geloven in de Schepper, - we weten dat Hij nooit laat varen het werk van zijn handen. in de HEER, die terugkomt om te oordelen de levenden en de doden. Zo kunnen we eigenlijk bij alles wat ons overkomt, het grondpatroon van de werkelijkheid ernaast leggen: zo is God, dit doet Hij, dit geeft Hij, hierop hopen wij. Tegen de onverschilligheid, tegen de wanhoop, tegen de mist. Dat is de kracht van de geloofsbelijdenis. De kracht van de geloofsbelijdenis is, als je alles samenvat dit: het wil je laten geloven, beloven, weten en zingen: Ik ben van U Vader. Helemaal met huid en haar. Laat mij nimmer gaan. Amen Weerklank 419 Gebeden Collecte P 68:10 Zegen
- HC zondag 7
Deze leerdienst is gehouden op 19 januari 2025 19.00 uur in Onderdendam. De catechismus wordt niet regel voor regel gevolgd, maar dient vooral als aangever van het onderwerp. P 141: 1 en 2 Stil gebed votum en groet P 65: 1 en 2 Geloofsbelijdenis P 46: 1 en 6 Gebed Schriftlezingen: Joh 3:14-21 en 2 Kor 5: 11-21 P 103: 6 en 7 Heidelbergse catechismus zondag 7 Weerklank 360 Na de preek: Weerklank 489 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Wordt iedereen gered? A: velen denken van wel ‘De hemel heeft er een mooie ster bij’. Dit is een van de eerste voorbeeldteksten om op een rouwkaart te zetten, die ik vond op de site van een uitvaartbedrijf. Het tekent een beetje hoe we denken over de dood. Na dit leven is er een ander mooi leven. Het is wel goed met … Je kunt je daar van alles bij voorstellen. De gedachte aan de werkelijkheid dat het niet goed is met een geliefde overledene is bijna ondragelijk. Daar moet je niet over nadenken. Het tekent ook hoe we in Nederland denken over mensen. Wij zelf misschien ook wel. Mensen doen het zo gek nog niet over het algemeen. De vraag die de HC stelt landt daarom niet meteen in onze samenleving: wordt iedereen gered. De vraag is: Is er eigenlijk wel redding nodig? Iedereen komt straks wel goed terecht, bijna iedereen. De vraag naar redding zoals de HC die schetst is een vraag die niet gesteld hoeft te worden. Het is eigenlijk het logische gevolg van de gedachte dat we het leven echt zelf mogen invullen. Ieder moet het zelf weten. Wanneer dat je uitgangspunt is houdt je er geen rekening mee dat God iets van ons leven vindt. Of je voldoet aan Zijn verlangens en voorschriften. Het tragische is, dat nu net de kern van zonde is dat je je leven zonder God wilt leven. Daar zit precies de bron van alle ellende in de wereld, van onze verlorenheid. Je redt het niet zonder God. Daar kom je vroeg of laat achter. · Iedereen wordt gered want God is toch liefde Een andere gedachte, die wel echt dichtbij het evangelie komt, is deze: het kan toch niet zo zijn dat God mensen verloren laat gaan. Hij is toch liefde. Inderdaad is het heel goed gezien dat God liefde is. Daar denken we wel eens te weinig over na. Daar leven we veel te weinig mee. Als we het zouden bevatten, als was het maar een beetje, hoe diep de liefde van God gaat, dan zouden we echt heel anders leven. De liefde van God is de bron van al het goede en ook van onze redding. Maar het is in ieder geval geen automatisme dat de liefde van God ervoor zorgt dat ieder wordt gered. Je ziet het in het Joh. Evangelie gebeuren: zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, maar niet iedereen komt er. · Jezus heeft alles al volbracht Een andere gedachte die nog dieper doordringt in het evangelie: Jezus heeft alles volbracht. Als het nu zo is dat we door de eerste Adam alles hebben verspeeld, en Jezus is de tweede Adam, dan is het zo toch ook goed? Wat de kracht is van deze gedachte: inderdaad is alle redding helemaal afhankelijk van wat Jezus heeft gedaan. Wat de eerste Adam stuk maakte, heeft Hij inderdaad hersteld. De gedachte dat iedereen daarom dan ook onbewust gered is, kan zich dan gemakkelijk ontwikkelen. In de theologie van de vorige eeuw is het Karl Barth geweest die de gedachte gewild of ongewild grote ingang heeft laten vinden. Hij dacht erg radicaal vanuit Christus als de uitverkoren mens die het heil op aarde heeft gebracht. Hij heeft in Nederland veel invloed gehad op wat we de midden-orthodoxie zijn gaan noemen. Het leverde een theologie op waar de spanning tussen gered en niet gered niet meer bestond. Het gevolg was dat er bijna niets meer op het spel staat op zondag. Het is immers allemaal al geregeld. Geloof waar geen urgentie, geen noodzaak in zit, zal uiteindelijk ten ondergaan. Het zal geen stand houden in een tijd waarin er zoveel is wat aan je om aandacht vraagt. Dat is wat we ook zien gebeuren. Wat we ook aan ons eigen hart kunnen voelen. En je ziet in het evangelie dat het bij de eerste apostelen, leerlingen, en hun omgeving niet zo werkte. Waarom zouden ze zich het vuur uit de sloffen hebben gelopen, waarom zouden ze zich hebben laten geselen, stenigen, en doden, wanneer het eigenlijk allemaal geregeld is. b) God wil onze redding Niet iedereen wordt als vanzelf gered. Maar dat ligt nooit aan God. God is geen grillige God. Hij is een God van liefde en genade: · In 1 Tim 2:4 staat een onverwachte zin Hij wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de zaligheid komen . Het staat daar in een stukje waarin de oproep wordt gedaan om voorbede te doen voor overheden en voor · Heeft alles gegeven: Joh 3:14, Hij heeft zichzelf gegeven. Zijn eniggeboren Zoon. De Drie-ene God zet zich in: de Vader zendt de Zoon: Hij verzoende de wereld met zichzelf in Christus. Daar zie je het gelijk van mensen die hameren op de liefde van God. Ja het klopt: er is een liefde volle God, die alles doet om ons te redden. Hij komt zelf in zijn Zoon, die alles volbrengt wat nodig is. o Hij heeft de schuld betaald tegen de hoogste prijs o Hij heeft de macht die ons gevangen houdt in het kwaad verslagen: alle verleidende en ellende veroorzakende krachten o Hij heeft zijn hele leven rechtvaardig geleefd en de wet van God vervuld. Hij stuurt de Geest die het geschreven woord heeft geinspireerd, die mensen heeft aangevuurd om het evangelie overal ter wereld te laten klinken en die in ons leven wil komen om alles van Christus in ons leven uit te werken en uit te delen. Die ervoor zal zorgen dat we op de jongste dag worden herschapen. Alles, alles ligt klaar. Er is vergeving voor de hele wereld. Er is verzoening, heelwording voor alle mensen, voor de hele schepping. De redding is van God en dat maakt ook dat wij er niet over kunnen beschikken voor anderen. Wij gaan er niet over. Het is klaar voor een ieder. · Heeft geduld (2 Petrus 3: 9): God verdraagt nog altijd al het onrecht en wat Hem wordt aangedaan, omdat Hij wil dat mensen gered worden. Lankmoedig en geduldig. Van Gods kant is er dus niets, maar dan ook niets in de weg. c) Zonder geloof ontvang je het niet · Redding is persoonlijk De gevolgen van onze zonden kan God van ons afnemen, buiten ons om: - dat we schuld hebben gemaakt, kan en heeft Hij liefdevol van ons afgenomen; - dat we onszelf in diepe ellende en narigheid hebben gestort, heeft Hij gezien en daarin is Hij ons achterna gekomen om ons daaruit te verlossen; - dat we met ons gedrag de schepping stuk hebben gemaakt, heeft Hij met diep leedwezen aangezien, maar dat kan en wil en zal Hij herstellen. Daarom heeft Hij Jezus gestuurd, heeft Hij alles ingezet. Maar de oorzaak van al die ellende zit in ons hart. De kern van de zonde is dat we wantrouwend zijn tegenover God, en/of dat we hoogmoedig zijn. De bron zit in onze wil en in ons hart, onze liefde. Je kunt niet met een algehele universele update alle mensen in een keer daarvan verlossen. Dan zou de wil geen wil en de liefde geen liefde meer zijn. Dat we ons hart aan Hem geven, of we onszelf toevertrouwen aan Zijn genade, daarin heeft Hij ons hart zelf nodig en dat gaat nooit buiten onszelf om. Daarom moeten we Hem geloven. Daarom is de liefde van God niet automatische bron van redding. Dat geloven heeft twee kanten zegt de catechismus: · Geloof als inzicht/kennen Het gaat om het inzien dat het klopt wat God zegt. Geloof gaat vaak samen op met bekering. Bekering is: metanoia, een verandering van je inzicht. - Het inzicht dat je leven maar kort is en dat het van God komt en dat je aan Hem verantwoording moet afleggen. - Het inzicht dat leven zonder Hem leeg is en dat je zo kwetsbaar bent als wat. Dat inzicht vanuit Gods zijde, omarm dat. Je gaat zien dat er wel redding nodig is. Daar gaat het om. En daar werkt de Heilige Geest ook in mee. Door de Bijbel, en in je hart. Je moet de stop uit je hoogmoed trekken om het te kunnen zien. Soms gebruikt God daar de omstandigheden in je leven voor. Je voelt dan even dat je het zelf niet kunt. Als je dat merkt, dan is dat de Geest die aan je trekt. Laat Hem zijn gang gaan. · Geloof als vertrouwen De kern van geloven is dit: ik vertrouw God. Ik vertrouw me aan Hem toe. Ik geef mijn wantrouwen op. Deze verandering van houding is wat God van ons vraagt. - Het vergt geen intensieve boete, hoewel dat echt kan ontstaan wanneer we inzien wie we zijn; - het vergt geen vroom leven, hoewel je zou willen dat je dat had wanneer je bij God komt, maar dat je je toevertrouwt aan Hem die alles voor je heeft klaar staan. En omdat het dit is, dit vertrouwen, en omdat God zoveel dichterbij ons is, dan dat we ons van Hem hebben verwijderd, is het voor iedereen mogelijk, tot op de laatste seconde, om ons aan Hem over te geven. Daarom mogen we nooit oordelen of iemand gered is. Daarom kunnen we tot op het laatste moment andere blijven aansporen om hun vertrouwen op God te stellen. Zelfs bij het naderen van de dood. Johannes 3, het slot laat zien hoe het komt dat je jezelf niet overgeeft: - je houdt meer van je huidige leventje, dan van God. - Je kunt bang zijn dat je verpletterd wordt door de macht van God - je kunt je diep schamen voor God en mensen en daarom liever in het duister blijven. De woorden van Paulus, trekken aan ons: Uit vrees voor God (dat is het ontzag voor Hem voro wiens troon we moeten verschijnen) Gedreven door de liefde van Christus, Smeekt hij namens Christus, alsof God zelf door hem heen ons smeekt: Laat je met God verzoenen. Laat het gebeuren wat God allang heeft klaar gelegd. Geloof Hem. Vertrouw je toe aan Gods vaderhart. Het is van eeuwigheid met liefde bewogen. Amen Weerklank 489 Gebeden Collecte Weerklank 486 Zegen
- HC zondag 6
Deze leerdienst is gehouden op 9 oktober 2024 19.00 uur in Onderdendam. De catechismus wordt niet regel voor regel gevolgd, maar dient vooral als aangever van het onderwerp. In deze dienst is er voortzetting van het en dankzegging voor het Heilig Avondmaal gehouden. P 136: 1, 25, 26 Stil gebed votum groet P 23:1 Gebed Geloofsbelijdenis, aansluitend P 23: 2 en 3 Bediening Lofprijzing met Psalm 116: 12-14, 17-19 P 32:1 en 6 Dankgebed, gebed om de opening van het Woord Lezingen Joh. 1:1-5 en 14-18 en 6:48-54 HC Zondag 6 Weerklank 371: 5 en 6 Na de preek Weerklank 458: 1, 2, 3, 4 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Vervangen, of herstellen? Die vraag speelt vaak hier in Groningen. Hierover is er veel onrust en verdriet. Je huis is flink beschadigd door aardbevingen. Je bent gehecht aan je huis, hebt er veel liefde en inspanning in zitten. Het is je veilige plek, waar herinneringen aan vast zitten. Als daar iets mee is, als het beschadigd is door de gaswinning, doet dit veel met je. Ook hoe het geregeld wordt, of men oog heeft voor jouw individuele situatie. Schade-experts schrijven rapporten en uiteindelijk wordt er een oordeel geveld. De afweging wordt gemaakt op economische gronden: wat is de economisch gezien meest verantwoorde oplossing. De schepping van God is ernstig beschadigd. Niet zomaar, maar bijna onherstelbaar. In ieder geval voor mensen is het onherstelbaar. Maar ook voor God is het ingewikkeld. God is almachtig, Hij kan alles. Toch wil dit niet zeggen dat het eenvoudig is. De scheuren zijn zo diep dat het geheel op instorten staat. Als de hoge en heilige God daar dicht bij komt, stort het zeker in. God had de keuze om het geheel helemaal weg te doen. Dat kan Hij doen. Het zou het meest eenvoudig zijn geweest. Bij Noach was Hij er heel dicht bij. Niemand zou het ooit ook geweten hebben, want er is niemand die het zou kunnen navertellen. Alleen God zelf. Maar God doet dat niet. Alles wat God geschapen heeft, is kostbaar in zijn ogen. Zeker de mensen die Hij heeft gemaakt, die iets van Hemzelf in zich meedragen, zijn onvervangbaar. Wanneer het menselijke geslacht er niet meer is, is er echts iets verloren. Daarom gaat God iets doen wat niet kan. God wordt schepsel. Daarom wordt Hij mens. Hij kruipt de schepping in, om van binnenuit de schepping te herstellen. Zoveel houdt Hij van zijn schepping. Ieder schepsel is ook uniek. Kan eigenlijk niet vervangen worden. Hij houdt ook van zijn schepping. Hij houdt zoveel van jou, dat Hij wil dat je er bent. Daarom wil God geen vervanging, maar herstel, vernieuwing. Dat is de boodschap van Johannes. Johannes begint zijn evangelie op dezelfde manier als Genesis: In het begin … In Genesis staat er vervolgens: schiep God de hemel en de aarde, of: maakte God de hemel en de aarde. In Johannes staat het er ook, maar dan enorm uit elkaar getrokken. De eerste woorden zeggen: In het begin … en helemaal aan het einde van het Johannesevangelie, in het laatste vers staat: er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft… Dan staat er precies hetzelfde werkwoord als in Genesis 1. Tussen Johannes 1:1 en 21:25 staat het verhaal van het Woord van God. In het begin was het Woord, schrijft Johannes, en het Woord was bij God en het Woord was God. Het Woord is de kracht waarmee God schiep. Het is de wijsheid en het verstand van God en daarmee God zelf. Van dat Woord, God zelf, staat: het is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Die kracht heeft menselijke gestalte aangenomen om ons te herstellen. Om ons van binnenuit te renoveren. Heel het Johannesevangelie staat vol met wat Jezus heeft gedaan om te herscheppen. Op allerlei manieren schetst de evangelist het. Wat er over Jezus gezegd wordt, wat Hij aan wonderen doet en ga zo maar door. Een heel mooie ingang is het om voorbeelden die Jezus over zichzelf gebruikt op je in te laten werken. Het zijn er zeven. Bij iedere uitspraak zegt Jezus: Ik ben . Daarmee verwijst Hij naar de Godsnaam. Hij verbindt zichzelf daarmee met God. Hij brengt daarmee iets van God, van Gods eigenschappen, van wie God is, wat Hij doet, naar de mensen. Het is als het ware zijn gereedschap, het zijn de materialen die Hij heeft om te herstellen, de stutten die Hij aanbrengt om te voorkomen dat we instorten. Hij gebruikt steeds dingen in het gewone leven, die wijzen naar een fysieke behoefte die vaak al iets aangeeft van de scheuren in ons bestaan, om vervolgens daarmee een geestelijk probleem aan te geven. · 6:35 Ik ben het brood des levens · 8:12 Ik ben het licht der wereld · 10:7 Ik ben de deur der schapen · 10:11 Ik ben de goede herder · 11:25 Ik ben de opstanding en het leven · 14:6 Ik ben de weg, de waarheid en het leven · 15:1 Ik ben de ware wijnstok Ik zal straks over de andere zes ook kort wat zeggen, maar die eerste heeft vanavond extra onze aandacht. Via fysieke honger die zegt dat we zonder eten ten dode zijn opgeschreven, komt Jezus bij geestelijke leegte en honger die tot de geestelijk dood leidt. Leegte die ontstaan is doordat wij ons van God hebben afgekeerd. We staan op instorten. 1. Als Jezus zegt dat Hij het geestelijk voedsel is, verwijst Hij naar een offer. Hij geeft zijn lichaam / vlees voor de wereld (6:51). Zoals een offer aan God werd gegeven en ook gedeeltelijk door de offeraars werd gegeten, zo is Jezus levensreddend voedsel geworden waar we niet zonder kunnen. Hij kon omdat Hij mens is geworden dit offer zijn. Hij draagt wat wij niet konden dragen, neemt weg wat wij niet weg kunnen nemen. Hij voert af wat vuil en bedorven is. a. Daar verwijst de catechismus ook naar in vr/a 16. b. Johannes de Doper getuigde dat ook over Hem: Ziet het Lam van God dat de zonden van de wereld wegdraagt. Dat doet God in Zijn Zoon zelf. c. In de instelling van het avondmaal zijn deze woorden vastgelegd als altijddurende oefening in het je toe-eigenen van dit offer van Jezus waardoor de zonden van de wereld worden weggedragen. Je identificeert je met het offerdier die het leven geeft voor de zonde. 2. En ook dit. In vers 54 zegt Jezus dat er door een deel van Hem te ontvangen, eeuwig leven in je komt. In Johannes 1:14 staat dat het Woord, de scheppingskracht van God, sarx (vlees) is geworden. Wanneer Jezus zegt dat je Hem tot je moet nemen, eten, wat is dat anders dan die scheppingskracht tot je nemen door het geloof. Zo reikt Christus zichzelf aan als voedsel, je zou kunnen zeggen, als geneesmiddel aan. · 8:12 Ik ben het licht der wereld : inzicht geven in wat er bij jou nodig is om tot herstel te komen; of ook: het licht dat je nodig hebt om schepsel te zijn. · 10:7 Ik ben de deur der schapen : via Hem krijg je veilig onderdak in deze wereld · 10:11 Ik ben de goede herder : Hij maakt dat je veilig bent in deze wereld waar kwade machten nog steeds scheuren proberen te trekken in je leven · 11:25 Ik ben de opstanding en het leven : Hij maakt dat we in de totaal vernieuwde werkelijkheid zullen leven. · 14:6 Ik ben de weg, de waarheid en het leven : met andere woorden hetzelfde · 15:1 Ik ben de ware wijnstok : Hij zorgt ervoor de dat de vruchtbaarheid en het leven in Hem, zich ook in onze omgeving verspreidt. Al die beelden laten iets oplichten van wat Jezus doet om ons te herstellen. Heel dicht bij ons voorstellingsvermogen wordt het gebracht. Johannes omschrijft ook hoe God van binnenuit de schepping gaat herstellen. Hoe graag Hij wil dat wij die redding aannemen. · Nederig: op Zijn knieen wast Hij de voeten van zijn leerlingen. · Gericht op vreugde en overvloed: wijn op de bruiloft · Met een zorgvuldige liefde. Je kun het met je handen van de bladzijden scheppen. Het is allemaal persoonlijk en een voor een. Ieder mens op zich: o Filippus is al gezien onder de vijgenboom (2) o Nicodemus krijgt een eerlijk antwoord (3) o De Samaritaanse vrouw o De heidense hoofdman o Zijn moeder wanneer ze staat te huilen onder aan het kruis o Zijn goede vriend die hem verraden had, geeft Hij opnieuw een plek waardoor Hij niet van schaamte hoeft weg te kruipen God neemt geen algemene maatregelen, maar wil ons een voor een erbij hebben. Dit betekent ook dat deze redding niet zonder onze instemming gaat. Daarom deelt Hij het uit via getuigen: mensen die laten horen dat de Schepper op zijn knieën, nederig, liefdevol, zichzelf geeft om ons heel te maken. Zij zeggen: kom en zie! Het knarst juist daar. Er zijn mensen die niet willen. Mensen die het een schande vinden dat dit over God wordt gezegd. Er zijn mensen die zichzelf te goed vinden om zich hieraan over te geven. Er zijn menen Vanavond klinkt voor: kom en zie! Zie wat God doet om jouw levenshuis van binnenuit te herstellen. Ervaar de goedheid van God. Niet anders wil Jezus, wil Johannes de doper, Johannes de evangelist, dat jij gaat zingen: O Jezus, mijn herder, en mijn held, mijn vriend. Amen Voorbede Collecte Zingen P 118:14 Zegen
- HC zondag 4 & 5
Deze leerdienst is gehouden op 22 september 2024 19.00 uur in Onderdendam. De catechismus wordt niet regel voor regel gevolgd, maar dient vooral als aangever van het onderwerp. P 131: 1, 2 en 4 Stil gebed, votum en groet P 130: 1, 2, 3 Geloofsbelijdenis P 130:4 Gebed Lezing: Psalm 51 P 32: 1, 2, 3 HC zondag 4 en 5 De vorige keer dat we het over de catechismus hadden ging het er vooral over dat Jezus aan de hand van de wet laat zien hoe het er met ons voorstaat, onze ellende. Ik koos vooral de insteek via een medisch voorbeeld: Jezus als de arts die een diagnose stelt en uit is op genezing. Een van de grote belangrijke onderwerpen die juist de gereformeerde traditie bewaart is die schuld en verzoening, of vergeving. We zijn als mens niet alleen slachtoffer van een gebroken gevallen wereld, maar ook dader en schuldig. Die twee eigenschappen zijn op een of andere manier onderling vermengd. Vanavond richten we ons naar aanleiding van zondagen 4 en 5 op de schuldige kant van menszijn. Ik leg het niet zin voor zin uit, maar wil proberen te (laten) voelen, te ontdekken, hoe razend actueel dit thema is. De grote vraag is: Wie verlost ons van onze schuld . Weerklank 370: 1, 5, 6 Na de preek G 171: 1 en 2 (B38) Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Een van de grote onderwerpen waar ik me bij de IZB heb beziggehouden was de vraag of je bij tijdgenoten nog wel kunt aankomen met de zonde en vergeving, schuld en verzoening. Veel mensen die in het missionaire veld werken, denken van niet. En als we eerlijk zijn herkennen we dat wel. We voelen allemaal dat mensen in onze omgeving, en wij zelf misschien ook wel, echt geërgerd worden wanneer iemand tegen je zegt dat je schuldig bent. Laat staan dat er dan ook nog bij gezegd wordt dat God Rechter is en iets van ons leven vindt. We gaan dan stamelen. Het kan goed zijn dat schuld niet de eerste ingang is voor het evangelie voor veel mensen in onze samenleving. Maar het zou echt een grote vergissing zijn wanneer we dit thema zouden weghalen. Wanneer we zouden negeren wat op zoveel momenten in de Bijbel wordt aangewezen, zouden overslaan. Het kan juist zoveel bevrijding geven. Schuld, je schuldig voelen, het is eigenlijk helemaal niet weg. Dat was wel de verwachting met het doodverklaren van God. We wilden vrijheid en schuld past niet in dat idee. Toch beheerst het nog altijd op allerlei manieren het leven van samenlevingen. Maar we hebben er niet goed woorden en rituelen voor om daarmee om te gaan. - Een voorbeeld dat wat verder weg ligt: Duitsland voelt zich nog altijd schuldig voor wat eerdere generaties hebben gedaan. Dat collectieve schuldgevoel maakt dat Angela Merkel migranten meer dan verwelkomde: ‘Wir schaffen das.’ Inderdaad is er een schuld ontstaan die hemelhoog is en we weten niet zo goed aan te geven wanneer dat is uitgeboet. Ons rechtvaardigheidsgevoel zegt dat de straf in verhouding met staan met de schade die is aangericht, zoals ook de catechismus aangeeft (vr/a11). Moet je zeggen: het verdient tijdelijke en eeuwige straffen? Het lijden van het Joodse volk, en van vele anderen is immers ook niet opgehouden. De schade is zo groot, daar kun je niet zomaar omheen. En dat een nieuwe generatie zich schuldig voelt, lijkt sprekend op de eerste vraag die we vanavond lazen: op een of andere manier wordt je in een schuldig volk geboren. Is dat niet iets van een echo van erfzonde? Psalm 51: in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen, ligt daar heel dicht bij. Er kleeft iets aan ons. Ik kan er niets aan doen, maar toch voelen we schuld. Kinderen van wie de ouders in de oorlog fout waren, voelen dat ook nog steeds op een of andere manier. We kunnen zo ook het voorbeeld noemen van slavernij verleden. Of wat er bij de overheid fout ging bij de toeslagen, of bij de gaswinning. Er is schuld, en we lossen het niet op. Lukt ook bijna niet, want met iedere regeling wordt het weer ingewikkelder. Blijkbaar is schuld niet alleen iets wat we erven, maar ook erger maken. Maar we begrijpen niet hoe. Dat is collectief en groot. Maar ook op individueel niveau weten we als samenleving heel goed wat schuld is, en verlangen we dat de schuldige ander gestraft worden: kijk maar naar de manier waarop we omgaan met daders in een MeToo affaire. Ali B, Marco Borsato, en vele anderen hebben we gecanceld. We hebben afkeer van mensen die zulke dingen doen en daarom stoten we hen uit. Uitgestoten uit de maatschappij. Is dat niet een spiegel van de hel: uitgestoten worden in de buitenste duisternis? Of wat David zingt, nadat hij zijn machtspositie misbruikt heeft: ‘Verwerp mij niet van uw aangezicht?’ Soms komt ook aan het licht dat mensen wel degelijk iets ervaren van schuld, zonder het echt te willen weten. De theoloog Rikko Voorberg besprak met een groep niet-gelovigen het Onze Vader. Hij liet hen daarin strepen en veranderen. Onze Vader werd al snel onze moeder, en ga zo maar door. Maar één zinnetje bleef staan: En vergeef ons onze schulden. Dat moest blijven staan. Je ziet dan ook de kracht van de woorden van God. Zou het niet gaan over de manier waarop relaties stuk gemaakt worden, vast zit aan een verslaving, fraude pleegt. Klimaat is ook een thema dat misschien wel dichterbij komt. Er zijn, vooral jonge mensen, die zichzelf als mens zo schuldig voelen, dat ze zich schamen om mens te zijn. En om dat schuldgevoel te dempen kiezen ze een enorm strenge levensstijl, maar het gevoel van onbehagen blijft. Misschien is een vraag om vergeving wel heel hard nodig. Ds Bas van der Graaf las in Amsterdam Psalmen met zinzoekers. Psalm 23 sprak eigenlijk niet aan, hoe troostrijk ook. Psalm 32 raakte. Over de nare uitwerking van schuldig zijn, daarover zwijgen, dat verdringen. We durven het niet toe te geven. De schade die we hebben veroorzaakt is te groot. Ondertussen slaat het naar binnen, word je jezelf zat, vreet het je van binnen op. Of het sluimert in je onderbewuste. Schuldig-zijn kwalificeert ons. Het is in zekere zin al bevrijdend wanneer je dat gaat zien. Dat je de snak in je ziel naar een schone lei hoort en ruimte geef. In de roman Dit zijn de namen voert Tommy Wieringa een verlopen agent op die in zijn lange carrière vuile handen heeft gemaakt. Hij staat bij een Joods badwater, gebruikt voor reinigingsrituelen. Hij krijgt als uitleg dat je door onderdompeling een nieuwe schone ziel krijgt. Zijn gedachte is: ‘Wat een aangename, troostende gedachte… Zijn oude ziel afleggen, dat rafelige, versleten ding, er een nieuwe voor in de plaats krijgen. Wie wilde dat niet? Wie zou zoiets afwijzen? Raak verwoord. Misschien herken je dat wel, dat je je smoezelig voelt. Dat je de ander niet echt onder ogen durft te komen zoals je echt bent, en eigenlijk jezelf ook niet omdat je schuld voelt. Maar wie kan dat geven, als God er niet is? We zijn autonoom. Je vult je eigen leven in. Maar wie zegt het je wanneer het goed genoeg is, en wie kan jou vergeven als je het niet goed doet? We gaan dit nooit begrijpen, of kwijtraken zonder God. God is Rechter. Hij weet en kan zeggen wat goed en kwaad is. Hij kent de mate van verantwoordelijkheid en weet wat de goede maat is voor eens straf. Schuld is niet alleen schuld is tegen een ander, of tegen de natuur. Maar tegen God. Wat David ook zegt: Tegen U heb ik gezondigd. Wat maakt het dat het je zo’n naar is wanneer je je leven verknoeit? Dat is ook omdat God iets van zichzelf in jou heeft gelegd, en het Hem raakt als jij je leven verknoeit. Waarom levert het schaden van een mensenleven zoveel schuld op? Dat komt omdat God in die ander een grote waarde heeft gelegd, die ander is van God en een afspiegeling van God. Zelfs wanneer die ander overlijdt en niet meer lijdt aan het leed dat we die ander aandeden, leeft God nog wel, die we in die ander ook hebben geschaad. Het bloed van de vermoorde Abel roept nog steeds van de aardbodem om recht. De tranen van de ander roepen om gerechtigheid. Dat klimt op naar God. We richten meer schade aan dan we zien, omdat we God zelf ook iets aandoen. Ook los van wat we een ander aandoen. We maken ons schuldig tegenover God door Zijn eer aan te tasten, zijn recht op ons leven te verachten en Zijn liefde te minachten. Als we ons niet bewust zijn van God, is die schuld er op een voor ons verborgen manier. Het rommelt in je geweten, of je hebt steeds een innerlijke onrust, een gevoel van ontevredenheid. Het bijzondere is dat God ons dit niet allemaal aanzegt om ons te kwellen, of om verhaal te halen. Slechts omdat Hij wil dat we dit verhaal van ons leven onder ogen zien, zodat Hij het van ons af kan nemen. Want nog voordat wij ter wereld kwamen, hebben de Vader en de Zoon samen bedacht hoe - Gods recht gehandhaafd blijft, zodat het onrecht dat mensen, de schepping, God zelf is aangedaan niet zomaar blijft bestaan. Dat had gekund door de zondige schuldige mens voor altijd uit te stoten van God en zijn heilige engelen. - de terechte en rechtvaardige woede van God over wat Hem is aangedaan kan ophouden, zonder dat God altijd naar ons moet blijven kijken als mensen die Hem ooit iets hebben aangedaan. God is in de Zoon is mens geworden. Hij heeft de schuld van alle mensen gedragen. Hij is in de buitenste duisternis geweest, buitengesloten van God. Daarin droeg Hij namens de hele mensheid de straf. Hij verlost ons van onze schuld. Wat Vader en Zoon hebben bedacht kunnen we nooit helemaal doorgronden. Maar het is volbracht. Door Jezus’ werk is er ruimte voor belijden van je schuld. Kun je onder ogen zien dat je niet volmaakt bent, sterker: dat je geneigd bent tot kwaad. En dat ook niet van jezelf hoeft te verwachten, dat er vergeving is. Wanneer je jezelf identificeert met Hem die aan het kruis is gegaan, jezelf aan Hem toevertrouwt, is er vrijspraak omdat Hij de schuld heeft weggedragen. Die ruimte maakt dat je ook aan een ander kunt belijden en als die ander daar ruimte voor heeft, vergeving ontvangen. En zou het ook niet zo zijn dat, wanneer je vrijspraak hebt ontvangen zoekt naar het delen van verzoening met een ander. Hoopt dat die ander om vergeving aan jou vraagt? Hoe mooi is het om dit geheim open te leggen voor de mensen om ons heen. Om woorden te zoeken en te vinden zodat ook zij inzien wat hen voortjaagt en welke dreiging boven hun hoofd hangt zonder verzoening. Amen Gebeden Collecte Weerklank 11: 1 en 3 Zegen
- HC zondag 2 & 3
Deze leerdienst is gehouden op 21 juli 2024 19.00 uur in Onderdendam. De catechismus wordt niet regel voor regel gevolgd, maar dient vooral als aangever van het onderwerp. P 123 Stil gebed, votum en groet P 33: 7 en 8 Geloofsbelijdenis P 33: 11 Gebed Lezing: Romeinen 3:9-24 Niemand heeft zin in zondag 2 en 3. Er hangt een sombere gloed omheen. Het zegt zware nare dingen over mensen. Vooral vraag 8 heeft in een oudere vertaling van de catechismus lange tijd grote negatieve invloed gehad. Daar staat in de vraag: zijn we alzo verdorven dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. De oorzaak van de absolute negatieve toon in de woorden die de catechismus kiest zijn ingegeven door polemiek met de Rooms-Katholieke theologie van die dagen. De Rk-theologie was tamelijk optimistisch over de mens. Zij zeiden dat de mens met twee lagen geschapen is: een natuurlijke en een bovennatuurlijke. Die bovenste laag is weliswaar verwoest door de zonde, maar die onderste laag kan goed functioneren mits je maar wilt. De reformatie zei: de schade zit toch nog wel een laag dieper. Die wil van ons is zwak en heeft een sterke hang naar het verkeerde. De polemiek over deze kwestie maakt de toon scherp en zwart/wit. Dr Wim Verboom geeft aan in zijn uitleg dat er beter had kunnen staan: het goede, in de zin van het allerhoogste goed waartoe we zijn geschapen. En niet onbekwaam tot enig goed. Nog een andere disclaimer: eigenlijk zou je deze ellendekennis, meteen samen moeten horen met de verlossing, en met het leven van de dankbaarheid. Het zijn geen stadia, maar drie aspecten die steeds tegelijkertijd waar zijn. Het gaat namelijk om geloofskennis. En er is geen kennis van ellende zonder dat er ook niet al genade een rol speelt. En hoe meer je van je redding leert zien, hoe meer je ook weer van je ellende ziet. Hoe meer je probeert te leven uit dankbaarheid, hoe dieper je ook weer voelt dat het je niet lukt. Maar omdat we niet drie dingen precies tegelijk kunnen zeggen en uitleggen, is deze volgorde gekozen. HC zondag 2 en 3 P 25: 9 en 10 Na de preek G 153: 1, 3 en 4 (b38) Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Je kunt soms vage klachten hebben. Je hebt gebrek aan energie, of je valt af. Mensen zeggen wel eens tegen je: misschien heb je wel … Je kijkt eens op internet en zo bouw je zelf een soort diagnose en met zelfmedicatie probeer je weer een beetje op te knappen. Een dokter, een specialist kan vaak vaststellen wat er aan de hand is. Zo moeten we vraag 3 lezen: waaruit ken je je ellende? Er zijn symptomen dat er iets niet klopt. We voelen en ervaren immers van alles als samenleving en als enkel mens. · Geweldsuitbarstingen, en soms opeens een sfeer van haat op straat. · Of: dat er controle nodig is voor het opmaken van de kas, of het verrichten van betalingen, is natuurlijk niet zomaar. · Dat we wachtwoorden instellen en sloten gebruiken doen we omdat we weten of denken te weten dat je dom bent als je dat niet doet. En ook in de meer medische hoek: · Wanneer je gaat praten met psychiaters vertellen die je over angststoornissen, over een diep gevoel van somberheid die over de samenleving hangt; over leegte die mensen beklemt. En zo zijn er nog veel meer dingen op te sommen. Ook bij onszelf: Je hebt misschien zelf dingen in je geweten zitten die af en toe opspelen, die je dan hinderen om in slaap te komen. Kent u ook niet van die momenten, waarop je denkt: waarom doe ik dit toch? Ik dacht dat ik anders was. Je eigen normen zeggen je ook dat je zo moet zijn. We hebben een diagnose nodig. Een goede diagnose is niet alleen eng kan ook een opluchting zijn. Er is eindelijk duidelijkheid. Zeker als er een goede arts bij is die vertelt dat er iets aan te doen is. Jezus is onze arts Hij stelt een diagnose en die is niet bedoeld om je klein te maken, maar om je duidelijkheid te verschaffen en je te motiveren om je behandeling te ondergaan. En die heeft Hij ook. Jezus stelt de diagnose met behulp van Gods wet. Alleen het Woord van God, de wet van God, kan uiteindelijk vertellen hoe het met ons is. De wet is de richtlijn van God, die aangeeft wat het ideaal van menszijn is. Die laat ons zien wat de oorspronkelijke bedoeling was, hoe we zijn gemaakt. Jezus bundelt de waaier aan licht in de wet samen in één gebod dat bestaat uit twee delen: God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Alle andere geboden zijn tot die twee samen te brengen: Liefhebben! Zoals je bloed eigenlijk een zuurstofsaturatie moet hebben die de 100% benadert, moet er in ons hart een saturatie waarde van liefde voor God en de naaste van 100% aanwezig zijn. Als je zuurstofsaturatie wat lager zit, word je benauwd. Wanneer het echt te laag is krijg je schade aan je organen en kun je niet meer functioneren. Zo is het ook met de liefde naar God en de naaste in je hart. Als het zakt, als het laag is, gaat het echt niet goed met je. Dit verklaart hoe we ons vaak voelen. · Als je God niet liefhebt boven alles, is er vanuit jezelf een soort allergie voor God. Dit is zo’n vage klacht die je zelf niet scherp ziet, - en ook niet in mijn opsomming van symptomen zat, maar die door dit gebod aan het licht gebracht wordt. Je kunt God eigenlijk niet goed hebben als God . Dat verklaart dat we er zo’n moeite mee hebben om op God gericht te zijn, en met Hem te leven. · Als je God niet liefhebt boven alles, wordt je hart door dat alles overgenomen. Wanneer je de geschapen dingen niet in een lagere rangorde dan God liefhebt, krijgen die de neiging om te groot te worden. Ze hebben hun eigen beloften, en verleidingen. Maar benemen je de kracht om echt te leven. Ze worden surrogaatgoden, zoals Tim Keller ze noemt. o Als je inkomen en geld niet als een gave van God ziet, ga je het verafgoden, wil je steeds meer en wordt dat je intrinsieke drijfveer. En die kracht en lading heeft het niet. Het kan je ziel niet vullen. Daarom moet je er steeds meer van hebben. Dat verklaart ook wel die sloten en wachtwoorden. o Als je je lichamelijke kracht en gaven niet ziet als een cadeau om God te eren, en succes in de sport je eigenlijke drijfveer is, is de verleiding groot om aan die god je gezondheid en je eerlijkheid op te offeren. o Als je je vrijheid niet ziet als een gave van God, zal keuzestress of een diep ervaren leegte je opslokken. Kijk vanuit dit licht eens naar je leven. Begin je iets te herkennen? o En dan nog iets: als je een veelheid van goden hebt, krijgt je een verdeeld hart. Een gefragmenteerd hart. Alles wat niet vanuit God geordend is, maakt veel lawaai en trekt aan ons hart en maakt het rusteloos. Als je bijvoorbeeld mensen rondom je en hun meningen niet plaatst in de orde van God liefhebben boven alles, en de naaste als je zelf, kan het zomaar zijn dat je een pleaser wordt en stress krijgt van de meningen van mensen. Je hart wordt uit elkaar getrokken omdat er zoveel meningen en verwachtingen zijn. Je naast niet liefhebben als jezelf is de verklaring voor vrijwel heel veel sociale en relationele problemen. Wanneer de saturatie van liefde niet hoog genoeg is, is zie je je naaste als minder dan jezelf. Je kunt daarin zo verblind raken dat je de ander zelfs gaat haten. Het is ook de bron van discriminatie. Het ene tweevoudige gebod is een helder instrument om ons te diagnosticeren. Zonder deze liefde tot God en onze naaste verstikt ons leven. Deze ziekte heet zonde, zondigheid. Het breekt gelukkig niet altijd helemaal door. God weerhoudt veel, we kunnen symptomen onderdrukken, en dat is ook onze opdracht. Maar voor genezing moeten we bij Jezus zijn. Voor we verder gaan op dit spoor van ziekte en onze arts, ook dit. Zonde is niet alleen te vangen met het beeld van ziekte waaraan we lijden en waardoor we schade aanrichten en ook oplopen. Het is ook schuld tegen God en de naaste. Die schuld kunnen we vanuit onszelf nog minder goed vaststellen dan gevoel van ziekzijn, zeker wanneer het over God gaat. Jezus geeft ons ook daar zicht op wanneer Hij de wet samenvat. Ik beperk me tot alleen het aspect dat we schuld opbouwen bij God, wanneer we Hem niet liefhebben boven alles. We schenden: - Gods eer: God heeft ons en alles zo gemaakt dat Hij daardoor geëerd wordt. Zoals wij eer kunnen hebben van ons werk, zo is het ook bij God die alles gemaakt heeft en goed heeft gemaakt. Als we die schoonheid en goedheid toeschrijven aan iets anders, ontnemen we die eer aan God. En maken we God te schande tegenover zijn vijand en tegenstander de satan. Je voelt in het boek Job (het is niet om U zelf dat Job U vereert, maar omdat hij er voordeel bij heeft). - Gods recht: God heeft recht op ons leven, dat we Hem dienen. Dat is niet iets slechts of zwaars; het is echt goed om God als Heer te hebben, maar we doen het niet. Stel je voor: je bent hovenier en hebt een werknemer die met jouw bus, jouw machines, jouw materialen in jouw tijd voor zichzelf gaat klussen, of voor een ander als opdrachtgever. Dat is niet hoe werkt, maar is wel wat wij tegen God doen. Hij heeft ons het leven gegeven, deze aarde, en wij kapen het van Hem weg en zetten het in voor eigen gewin, of zelfs voor de grote vijand van God. - Gods liefde: het is als overspel. Dat maakt zoveel stuk en is eigenlijk niet te repareren. Juist Jezus weet dit, omdat Hij namens God op aarde is gekomen. Omdat Hij God zelf is. Dit alles leert Christus ons. En we doen er goed aan om naar Hem te luisteren, en van Hem heling, heil te verwachten. Het zit namelijk diep in ons en we kunnen onszelf hier niet van verlossen. Het is ook progressief: het wordt erger als er geen genade is. Je zou het kunnen vergelijken met iets genetisch: er is bij onze eerste voorouders iets dramatisch fout gegaan. Zij hebben de bron van het leven verlaten, God zelf. Hun opstandige daad heeft zich voortgezet in een diepe neiging tot opstand tegen God. En wij geven steeds aan die neiging toe. Hun wantrouwen tegen God maakt dat wij nog altijd God niet vertrouwen. Hun gehoorgeven aan de satan maakt dat wij dat nog altijd doen. Daarom kunnen we onszelf niet verlossen. Het zit te diep in ons. Maar Christus is kundig om te genezen en in staat schuld te betalen. En Hij wil het heel graag. Omdat Hij God liefheeft boven alles, en de naaste als zichzelf, heeft Hij zichzelf als medicijn gegeven voor deze ziekte die zonde heet. Hij heeft dat zo gedaan, door onze zondige kant te laten sterven aan het kruis. Aan het kruis heeft Hij de de mensheid die liefdeloos is tegen God laten sterven: is Hij de mens geworden die zonder God leeft. In de Godverlatenheid is Hij gegaan, om die mens te laten sterven. In zijn vastgespijkerde handen, zijn de zonden van onze handen gedaan. En ga zo maar door. Zijn diepe smaad als mens, is het erkennen van het feit dat wij als mensen Gods eer hebben aangetast. Zijn kruisdood is verzoening voor de schade van onze overspeligheid, Zijn kruisdood is ook betaling voor de rekening die openstaat. En als je inziet wat je diagnose is, en je kunt dat misschien nog wel scherper zien aan Hem die God aan ons gegeven heeft tot redding dan via het gebod, kun je toch niet anders, dan naar Hem gaan voor je genezing. Hij vergeeft, Hij geneest. Hem zij de lof in eeuwigheid. Amen Gebeden Collecte G 237: 1 (B38) Zegen
- HC zondag 1
Deze leerdienst is gehouden op 23 juni 2024 19.00 uur in Onderdendam als begin van een serie. De catechismus wordt niet regel voor regel gevolgd, maar dient vooral als aangever van het onderwerp. P 111: 1 en 5 Stil gebed, votum en groet P 71: 1 en 14 Formulier voor de bediening van het avondmaal (eerste deel) G 174: 1 en 2 Gebed Schriftlezing: Rom 8: 28-39 HC zondag 1 G 97: 1 en 2 Na de preek P 62: 1 en 5 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Is het geen mooie vraag: wat is je enige troost, je enige houvast, in leven en in sterven? Het is een vraag van iemand die om je geeft, en echt wil dat het goed met je gaat. Daarachter zit uiteindelijk het hart van God, dat genadig is. God wil dat je gered wordt, dat het je goed gaat, nu en voor eeuwig. Als het gaat om leerdiensten denken we het eerste aan iets van een school met overhoringen. Een leraar die je vraagt wat je precies weet en of je genoeg weet. Leren is belangrijk, ook in de kerk. Maar voor we het in de gaten hebben, maken we in ons hoofd van geloven het weten van de goede antwoorden, en van God een strenge meester die ons overhoort om te weten te komen of we wel de goede dingen kunnen zeggen. Het beslissende van alles is helemaal niet of je de goede dingen weet, of je de goede dingen doet, maar of het goed met je is . Of je, als je alles afpelt in je leven, als alles instort, vaste grond hebt onder je voeten. Wat is dat voor jou? Voor u? Wat geeft je zekerheid? De catechismus geeft woorden aan de uiteindelijke troost die er voor iedereen klaarligt. Die woorden worden ons op de lippen gelegd. Om de werkelijkheid die daar in zit, je toe te eigenen. Om je eigen zekerheden aan te spiegelen. De manier waarop de troost wordt verwoord, wekt misschien wel irritatie. Mijn enige troost is dat ik niet van mezelf ben … Eeuwenlang hebben we eraan gewerkt, dat we dat niet meer hoeven te zeggen. We willen juist niet meer dat ze aan ons vragen: van wie ben jij er een? Niet gedomineerd worden door onze afkomst. We willen financieel onafhankelijk zijn. We willen niet dat iemand anders ons verteld welke keuzes we moeten maken. Ook God niet. Niemand zal ons vertellen wat we wel en wat we niet mogen zeggen. Eigen baas. Overal. En de laatste vijftig jaar meenden we daar zo ongeveer te zijn uitgekomen. We zijn nu helemaal van onszelf. Zo van onszelf dat we niets kan of mag bepalen hoe we ons leven leven en wie of wat we zijn. Toch is de troost die de catechismus verwoordt, buitengewoon goed. Ons eigen verhaal blijkt niet te werken. Een bekende psychiater Esther van Fenema – wel christelijk opgevoed, maar nu niet meer gelovig -, schreef in 2022 een indringende diagnose van onze samenleving. Ze noemde haar boek ‘Het verlaten individu’. En zij stelt: We lijden aan eenzaamheid, onzekerheid en somberheid, en voelen vertwijfeling en angst . We worstelen met tal van psychische klachten die veelal terug te voeren zijn op zingeving en vooral het gebrek eraan: leegte. Als oorzaak hiervoor voert ze het volgende aan: we wilden zelf God worden. Als ‘God’ hebben we overal recht op en bepalen we zelf onze grenzen. De paradox is dat we dit niet verdragen. En als we nog wat verder denken blijkt het ook gewoon grote onzin. We zijn helemaal niet onafhankelijk: · Er zijn veel factoren waar je geen invloed op hebt, maar die je wel overheersen, zoals gezondheid, waar je geboren wordt … · We worden ook heel makkelijk meegezogen in opinies/algoritmes: zo uniek is onze mening niet. · vast in systemen: wie kan zich bevrijden uit het economische systeem, het politieke, het ambtelijke? We zijn altijd van iets of van iemand, zo zijn we gemaakt. We zijn van God. En als we niet van Hem zijn, worden we een speelbal van onze hartstochten, van mensen, ten diepste van de tegenstander van God. En dat maakt ons stuk, doet ons verloren gaan, stelt ons schuldig. Je redt het niet. En daarom is het troostrijk om juist van Jezus te zijn, de trouwe Zaligmaker. De catechismus geeft in drie heel mooie kernen aan van wat Hij doet opdat en omdat we van Hem zijn. Het wordt hier kort aangestipt, en later uitgewerkt in de rest van de catechismus. Je kunt ze omschrijven als vrijheid, veiligheid en verwachting. Vrijheid Om een beetje te begrijpen hoe Jezus vrijheid geeft, kunnen we kijken hoe Hij met mensen omging toen Hij hier op aarde was. Laten we kijken naar Levi. U kent dat verhaal. De rijke tollenaar in zijn kantoor in Kapernaum. Hij leek aan de ene kant vrij: hij had zich ontworsteld aan zijn achtergrond door een eigen koers te varen. Hij was rijk en kan zich van alles permitteren. Maar tegelijkertijd was hij eenzaam. En, hoewel hij dat niet altijd voelde, echt schuldig tegenover God. Daarmee ook voor eeuwig eenzaam. Hij had zich uitgeleverd aan Mammon, de god van geld; daarin aan de duivel. Jezus ziet hem en roept hem. Dat is wat Levi ervaart: een stem die hem roept en vrij maakt. Toen Jezus hem riep, kon Levi niet blijven zitten, want hij werd van Jezus. Jezus kon en kan dat doen omdat Hij macht heeft zonden te vergeven , omdat Hij de prijs daarvoor met zijn kostbaar bloed heeft betaald. Hij kon dat zeggen, omdat Jezus aan het kruis de satan zijn zeggenschap over mensen heeft ontnomen Wat Levi er op dat moment allemaal heeft ervaren en geweten van zijn schuldig zijn en hoe diep dat ging weten we niet. Misschien ging hij het achteraf pas echt zien. Cruciaal is dat hij van Jezus werd en dat Jezus daarvoor alle meebracht. Zo werkt de vrijheid die er is in Jezus! En volgende week mogen we juist dat ook vieren met het HA. Veiligheid Veiligheid is een groot thema, voor iedereen. Er hangt veel dreiging in de lucht. In je persoonlijke leven. Uiteindelijk is het leven, de tand van de tijd, altijd sterker. Je wordt een keer ingehaald door je vergankelijkheid. Maar ook in het groot. De werkelijkheid is te groot en te machtig voor ons. Wij zijn ten diepste weerloos en dat maakt het project om helemaal van jezelf te zijn zo dwaas. Het lijkt erop dat de wereld echt onveiliger wordt op allerlei terreinen. Waar heb je dan houvast? Ware troost is dat we van Hem zijn, van Hem als de goede herder. Niemand zal de zijnen uit zijn hand roven. Niets kan ons scheiden van zijn liefde! Als we willen weten hoe dat werkt, kunnen we kijken naar de leerlingen die op zee zijn in de storm. Ze roeien zich een ongans, ze worden nat, het bootje loopt vol en Jezus slaapt. Het risico om onder te gaan is groot. Maar de storm heeft niet het laatste woord. Jezus spreekt 1 woord en het is stil. Dat gebeurt omdat die leerlingen van Jezus zijn en Hij alle macht heeft in hemel en op aarde. Er kunnen nog zulke hoge golven zijn in ons leven. Je kunt menen ten onder te gaan aan verdriet en zorgen, wanneer je van Jezus bent zul je niet verloren gaan. Verwachting Hier op aarde zal het altijd stormen, zullen we altijd zorgen hebben, aanvechtingen, zullen we uitglijden. Maar Hij fluister ons door de Geest steeds opnieuw in dat we eeuwig leven hebben. Eeuwig leven naar lichaam en naar ziel. Want Jezus heeft beide vrijgekocht. Hij heeft de macht over leven en dood. Liet hij dat al niet zien toen Hij Lazarus uit het graf opwekte? Dat eeuwige leven is leven in een herstelde schepping. Er is hoop! En in ons werkt Hij al uit dat we innerlijk vernieuwd worden, dat het eeuwige leven in ons hart al begint. Daarom is het echt troostrijk wanneer je van Hem bent! En niet van jezelf. De vraag is eigenlijk hoe lang je blijft geloven dat je jezelf wel redt. Of waarom je daar opnieuw in ging geloven. Op momenten kun je ervaren dat je eigenlijk een leeg leven hebt zonder God en ook dat je oplossingen om er wat van te maken, eigenlijk niet werken. Maar vaak ervaar je dat niet wil je het ook niet waar hebben. En dat je in leven gewoon door blijft gaan alsof er geen troost is. Vr 2 raakt dit aan : wanneer geef je je over aan die troostvolle wetenschap? a) Als je je diagnose aanvaart en onderkent, b) je arts vertrouwt en ervaart dat Hij je geneest, c) en je op het revalidatietraject gaat. Eigenlijk hoorden we dat vanavond al in het formulier waarmee we ons zelf voorbereidden voor volgende week wanneer HA hopen te vieren. Dan wordt ons als het ware een medicijn aangereikt voor dit traject van genezing, voor het versterken van onze vertrouwen en van onze troost. De voorbereiding houdt ons de spiegel voor: heb je de arts voor je ziel nodig? Zoek je het bij Hem? En wil je met Hem leven? Deze zondagavond wordt ons gegeven omdat Hij wil dat je voor het eerst of opnieuw jezelf aan deze Hem toevertrouwt. Hij heeft het allerbeste met ons voor. Met jou, in je gebrek aan geloof en liefde; met je twijfels, met alles wat er speelt in je leven. Met de leegte die je kunt ervaren. Stop met rennen, vluchten, spartelen, kop in het zand steken, En wordt stil voor God. Verwacht van Hem redding en troost. Amen Geloofsbelijdenis P 4:4 Gebed Collecte, aansluitend: P 56: 5, 6 Zegen
- Psalm 8
Deze preek is gehouden op 29 juni 2025 19.00 uur in Onderdendam. Er was voortzetting van en dankzegging voor het Heilig Avondmaal P 136: 1, 25 en 26 Stil gebed, votum en groet P 8: 1 en 2 Gebed Geloof belijden, aansluitend Psalm 8: 3 en 4 Bediening en lofprijzing P 8: 9 Gebed Schriftlezingen: Psalm 8, Job 7:15-21 en Hebr. 2:5-9 P 19: 1 en 5 Na de preek G 221: 1, 3 en 5 (B38) Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Natuurwetenschappers van de afgelopen eeuw hebben ontdekt dat het heelal en de wereld waarop wij wonen alleen maar kan bestaan doordat er een hele nauwkeurige afstemming bestaat tussen een aantal natuurwetten. Het is een enorm fijnmazige afstemming van energie en materie en antimaterie. Wanneer er maar één element ietsje zou verschuiven, stort alles in. Die exacte gevoelige afstemming maakt het mogelijk dat er leven is op aarde. Dat wij er zijn. God de Schepper heeft het uitermate zorgvuldig, heel precies in elkaar gezet. Het is daarmee ook een kwetsbaar ontwerp. Het idee van die fijngevoelige afstemming werkt ook door in hoe de schepping functioneert. Hoe alles groeit, hoe er nieuw leven komt. Zeker in de landbouw kun je dat eigenlijk elke dag wel waarnemen. Afstemming van voedingsstoffen op het land en in de stal zijn vereist. Daarin zijn we, wat Psalm 8 ook bezingt, Gods medewerkers. We mogen de schepping laten floreren. Wat fysiek geldt, geldt ook geestelijk. Wij mensen zijn ragfijn afgestemd op onze natuurlijke omgeving en op God. Als we zo innerlijk afgestemd zijn en als we in een omgeving leven waarin die afstemming klopt, floreren we, hebben we er vreugde in, ontplooien we. Alleen dan zijn we in staat om de schepping te laten floreren. Psalm 8 helpt ons om die afstemming te krijgen. Het doet ons voor hoe wij goed kunnen functioneren en vertelt ook welke houding daarbij hoort: de Psalm stemt ons af op God. Het verbindt ons menszijn helemaal met God. Het is zo intens verwoord in deze Psalm dat je bijna niet kunt zeggen of de Psalm een loflied is, of een beschrijving van de mens. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je ziet het al bij eerste lezing: het begin en eind van de Psalm zijn een lofprijzing: HEER, onze Heer, hoe heerlijk is Uw naam op heel de aarde. Dat omringt de beschrijving van het menszijn. Vers 3, 4 en 5 kleuren dit nog wat verder in. · Vers 3 geeft er extra laag aan: Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd . Je kunt ook zeggen: de lof uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt U gemaakt tot een bolwerk tegen het kwaad . De gedachte hierachter is: in het oude oosten werd schepping vaak beschreven als het ordenen en op een afstand houden van de chaosmachten. Na het ordenen richten goden een bolwerk op, om de vijandelijke machten op een afstand te houden die de schepping betreurden en wilden vernietigen. Daar moeten we aan denken wanneer Psalm 8 zegt dat God uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt U een bolwerk gemaakt. De lof die kinderen zingen, houdt de chaosmachten op een afstand. Het laat ons merken hoe belangrijk het is dat wij goed afgestemd zijn op God. De schepping blijft niet zomaar goed. Zonder maatregelen neemt de chaos het over, krijgen de vijanden het voor het zeggen. Maar als je leven loven is, heeft de vijand geen kans en blijft de chaos op een afstand. · Vers 4 geeft iets aan van de innerlijke houding die bij de lofzang hoort: Verwondering en ontzag. Als je oog hebt voor wat God heeft gemaakt, raak je daadwerkelijk onder de indruk. Hier wordt de sterrenhemel in de nacht genoemd. Die kan je in donkere gebieden inderdaad overweldigen. Het kan op vakantie een prachtig landschap zijn. Het kan zijn dat je van je werk naar huis fiets en onder de indruk raakt van de natuur. Verwondering maakt dat je God gaat prijzen. · Vers 5 reikt nog een ander aspect aan: ootmoed, nederigheid. Wie zijn wij eigenlijk? Stervelingen, een ademtochtje. Een reëel zelfbeeld. Hoe kan God nou ooit naar ons omzien? En toch doet Hij dat. Via deze weg van verwondering en de ootmoed, in de lofprijzing op God, zie je echt goed wie wij zijn. Je ziet de grandeur die God aan ons heeft gegeven. Werkelijk alles heeft God onder de voeten gelegd van mensen. Alles aan ons toevertrouwd. Die schepping die God met zoveel zorgvuldigheid heeft geweven, heeft Hij ons in handen gelegd. Wij zijn geroepen om de chaos op een afstand te houden, om het verstoren van het evenwicht dat God heeft gegeven in en aan onszelf, en in onze omgeving te weren, door te leven in nauwe verbondenheid met Hem. Deze houding en dit inzicht zijn samen het recept voor het goede leven. De hoge rang die God ons heeft gegeven, maakt dat we tot veel in staat zijn. We kunnen prachtige dingen maken, de schepping in hoge mate begrijpen en daarin sturen. Wetenschap kan daarom ook een bron zijn van lof op God. Maar weten dat er veel fout gaat op aarde. Dat heeft niet te maken met het ontwerp, of wat God aan patronen in de schepping heeft gelegd, maar het heeft te maken met onze innerlijke afstemming. We kunnen vanuit deze Psalm dan ook begrijpen waarom het zo vaak mis gaat. Want het lukt ons niet om zo te leven. Je kunt de Psalm er naast leggen: - Omdat we niet in verwondering en dankbaarheid leven, de aarde niet zien als een kostbaar eigendom van een Ander gaan we onze gang maar. Omdat we daarbij ook nog eens hebzuchtig zijn, roven we de aarde leeg en vervuilen we deze. Het kan daardoor gebeuren dat gedeelten van de aarde onleefbaar worden, omdat we het evenwicht verstoren. Zo gaat het ook met onze omgang met anderen. Wanneer we mensen gebruiken gaan ze kapot. Dat voel een ander diep van binnen. Zo kun je het ook zelf voelen. - Iets wat we wat minder makkelijk zien, maar door de Psalm wel aan het licht komt is dit: de schepping kan ons alleen maar vreugde geven, diepe vervulling, wanneer we het uit de hand van God ontvangen. Dat hoort bij het recept. Met een beetje een associatief voorbeeld: als je een triangel op de verkeerde manier vastpakt, heel stijf gecontroleerd, kun je er tegenaan tikken, maar hij gaat niet klinken. Je moet hem wel vasthouden, maar niet als een roofdier, krampachtig. Hij doet het dan eigenlijk niet. Het klinkt dof. Zo voelt het leven aan voor veel mensen. Het is een van de redenen waarom zoveel mensen een diepe leegte ervaren. Afgelopen week hadden we het er over op de jongelidmatenkring. Wanneer de liefde ontbreekt ben je ongelukkig, hoe hard je ook werkt, hoeveel geld je ook hebt. Het leven heeft geen doel. Het is leeg en zinloos. We proberen het allemaal wel weer op te lossen. Maar dat lukt uiteindelijk nooit. De werkelijkheid onderwerpt zich niet meer aan ons. De tragiek is dat we alles wat er mis gaat ook weer zonder God, zonder innerlijk afstemming op God proberen klein te krijgen. Als er al een oplossing is, veroorzaakt deze vaak weer een nieuwe. We hebben de chaos toegelaten op aarde en die laat zich niet zomaar wegjagen. We kunnen het niet zelf. Oorlogen zijn er steeds weer. Onze uitvindingen, hoe mooi ook, kunnen ook verkeerd worden ingezet. Of hebben ongedacht grote nare schaduwzijden. Er ontstaan steeds crises. Een schuldencrisis, een coronacrisis, een ecologische crisis. Die crises brengen ons innerlijk nog weer verder uit balans, verder bij de bedoeling vandaan. Als je denkt aan het klimaat ziet je: - onverschilligheid die denkt: na mij de zondvloed; ze zoeken het maar uit, als ik het maar goed heb. Of een ontkenning die zich blind houdt. - een extreem activisme dat wordt voorgejaagd door angst en woede. Het kan zich uiten in een diepe haat. Bij klimaat: tegen het systeem, of tegen een sector zoals de landbouw. Agressief, bedreigend, ontregelend. - Een lamgeslagen gevoel, of zelfs een intens schuldgevoel, zoals een jongere zei over het klimaat: Ik schaam me dat ik besta, want met mijn bestaan vervuil ik de wereld, maak ik dingen stuk. Kunnen we terug? Kunnen we weer de eenheid en harmonie bereiken? Laten we naar Job kijken. Hij kende diepe onmacht om de grote crises in zijn leven. De reacties hierboven kende hij. Misschien de eerste het minste, maar er zit een vleug in. Er is een moment dat hij het allemaal wel goed vindt, er is diepe woede richting zijn vrienden en richting God. En er is dat treurige, lamgeslagen gevoel in wat we vanavond lazen. Hij haalt Psalm 8 aan, maar dan vanuit een diep gevoel van verlorenheid en zegt: Mijn ziel verkiest de verstikking, en heeft de dood liever dan het leven. 16 Ik versmaad het, ik zal niet voor eeuwig leven. Laat mij met rust, want mijn dagen zijn een zucht. 17 Wat is de sterveling dat U hem groot maakt, en dat U Uw hart op hem richt? 18 Dat U hem elke morgen opzoekt, dat U hem elk ogenblik beproeft? 19 Hoelang duurt het voordat Uw blik zich van mij afwendt, voordat U mij de rust gunt om mijn speeksel door te slikken? 20 Heb ik gezondigd? Wat moet ik voor U doen, Bewaker van de mens? Waarom hebt U mij als doelwit voor U gezet, zodat ik mezelf tot een last ben? 21 Waarom vergeeft U mijn overtreding niet, en doet U mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; U zult mij ernstig zoeken, maar ik zal er niet meer zijn. Het klinkt bijna hetzelfde als de wanhopige jongere. Maar weet wel dit: Job schreeuwt het uit naar God. Zijn onmacht heeft een adres. Hij doet een beroep op Psalm 8, op hoe God ons heeft gemaakt. Daarin ligt echte gegronde hoop. God zit evenzeer vast aan Zijn schepping en aan ons, als wij aan Hem. Wanneer we op die verbinding een beroep doen, raakt dat een snaar in God. Zelfs als we het woedend en wanhopig doen. Zelfs als we het schuldig doen. In Hebr 2 horen we hoe God dat heeft gehoord. Daar klinkt Ps 8 opnieuw. Het vertelt hoe God Zijn Zoon, door Wie Hij alles heeft gemaakt, een tijdlang minder heeft gemaakt dan de engelen, mens als wij. Hij is ons in alles gelijk geworden. Hij heeft dat gedaan om de krachten die ons wanhopig maken (zonde, leegte, schuld, lot) hun macht en recht te ontnemen. Om mensen die gedurende hun hele leven in angst voor de dood leefden te bevrijden. Hij heeft alles gedaan om ons weer in verbinding te brengen met de Vader. Hij, Hij alleen, Hij helemaal, is onze hoop! Hij heeft de strijd gestreden en is het nieuwe bolwerk tegen de vijand. Hij begin van de nieuwe schepping. Een nieuwe prachtige harmonie. Door Hem is er vergeving. Dat hebben we vanmorgen en vanavond aangereikt gekregen en geproefd. Je hoeft niet te wanhopen omdat je zondig bent. Laten we de smaak van brood en wijn vasthouden. Het is een oefening in een nieuwe innerlijke afstemming op Hem. In verwondering, in nederigheid, in dankbaarheid over wat Hij doet en geeft. We kunnen na vandaag nog dieper en rijker kunnen zingen: Wat is de mens dat U hem gedenkt. U hebt Uw Zoon gegeven ook aan mij. Met die innerlijke nieuwe afstemming kunnen we opstaan, zoeken hoe de schepping en onze naaste tot bloei komt, ons werk doen op het land op kantoor, op school. Met vallen en opstaan. Maar moedig, want Hij leeft. Hij zal de wereld vernieuwen. We hebben hoop. Het avondmaal verwijst immers naar een compleet nieuw begin. De flonkering van de wijn herinnert ons aan Zijn woord dat we deze met Hem nieuw zullen drinken in het Koninkrijk van God. Hem zij de lof in eeuwigheid. Amen Dankgebed Collecte G 288: 1 en 4 (B38) Zegen
- Psalm 6
Deze preek is gehouden op 25 februari 2025 19. 00 uur in Onderdendam. Tijdens deze dienst was er voorbereiding op het Heilige Avondmaal. Psalm 43: 1 en 3 Stil gebed votum en groet Psalm 118: 1 en 9 Lezing eerste deel van het formulier Gezang 227: 1 en 2 (B38) Gebed Lezing 1: Psalm 6, Eerste boetpsalm 1 Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel, op ‘De achtste’. 2 HEERE, straf [1] mij niet in Uw toorn, bestraf [2] mij niet in Uw grimmigheid! 3 Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt, genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt. 4 Ja, mijn ziel is zeer door schrik [3] overmand. En U, HEERE, hoelang nog ? 5 Keer terug, HEERE, red mijn ziel, verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid. 6 Want in de dood is er geen gedachtenis aan U, wie zal U loven in het graf? 7 Ik ben moe van mijn zuchten, heel de nacht maak ik mijn bed nat, doorweek ik mijn rustbank met mijn tranen. 8 Mijn ogen zijn verzwakt van verdriet, ze zijn oud geworden vanwege al mijn tegenstanders. 9 Ga weg van mij, u allen die onrecht bedrijft, want de HEERE heeft mijn luide geween gehoord. 10 De HEERE heeft mijn smeken gehoord, de HEERE zal mijn gebed aannemen. 11 Al mijn vijanden worden zeer beschaamd en door schrik overmand; zij deinzen terug, zij worden in een ogenblik beschaamd. Lezing 2: Hebr. 12:1-8 Psalm 6: 1, 4 en 8 Na de preek: Psalm 23 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Soms loop je vast in je leven. Dat kan fysiek zijn. Je vergt teveel van je lijf en kunt niet meer. Sociaal kun je ook vastlopen. Bijvoorbeeld op je werk, waarbij de relaties zo verstoord raken dat je niet goed weet hoe je verder kunt. Vaak gaat het dan mentaal dan ook niet goed. Vaak hangen die dingen ook wel met elkaar samen. De vorige drie keren dat we een Psalm lazen in de avonddiensten, was er een dergelijke situatie. Mensen logen, er was fysieke bedreiging, het kostte nachtrust en tranen. Het ging echt diep, een zoon die in opstand tegen je komt (P3), In dit alles was er geestelijke wel steeds ruimte. David wist dat het tussen God en hem goed was. Hij kon met een gerust hart, een zuiver geweten, een beroep doen op God. In Psalm 6 gaat het anders. Daar zijn ook al die dingen aanwezig: er zijn grote fysieke klachten (v3: verzwakt, onrustig fysiek gestel; v5: dichtbij de dood). Er zijn mentale problemen (v7&8: huilen, slecht slapen). Sociale ook: er zijn vijanden (v9-11). Maar er is nog iets groters. Deze Psalm zingt over een situatie van vastlopen met God; geen toegang tot God omdat je het zelf verkeerd hebt gedaan. Daarom noemen we dit de eerste boetepsalm. Een Psalm geboren in een hart dat het inzicht heeft gekregen dat het verkeerd zat. 1. Inzicht De aanleiding voor de Psalm is dit ene inzicht: God straft mij. Wat er nu allemaal gebeurt, heeft uiteindelijk maar één oorzaak: God laat mij voelen dat ik niet goed zit. God is niet meer met mij. In onze 21 ste -eeuwse geloofscultuur in Nederland is dat een bijna vergeten mogelijkheid: dat God je kan straffen in het hier en nu. Het klopt niet met ons beeld van God. Als God dan misschien straft, gebeurt dat in het hiernamaals, maar niet in het nu. Natuurlijk is het begrijpelijk dat we hier moeilijk bij kunnen. Onze eigen manier van opvoeden kent veel minder straf dan vroeger. Bovendien werden mensen vroeger echt bang gemaakt voor een straffende God. Daar hebben we ons van losgemaakt. Ook niet zonder reden. Maar, de Bijbel spreekt er wel over. Niet alleen in het Oude Testament, ook in het Nieuwe, zoals we vanavond lazen. Wat betekent ‘straffen’ en ‘bestraffen’ eigen? · Straffen betekent openlijk terechtwijzen. Het gaat erom dat je iemands verkeerde, huichelachtige gedrag openlijk aan de orde stelt. Bijv Abimelech – Sara – Abraham. (een beetje als iemand in zijn hemd zetten) · Bestraffen zit meer in de hoek van een disciplinerende maatregel. Een corrigerende tik of isolatie. Uit vers 5 kun je opmaken dat David de straf van God ervaart als dat God zijn handen van hem heeft afgetrokken. Ik kan Hem niet bereiken. Hij heeft zich van mij afgekeerd. Ik ben buiten de zegenende blik van de HEER. Afsneden van de bron van het leven. Daarom overkomt me dit alles. Als hij zijn problemen naar God wil brengen, voelt hij geen opening. Geen contact, geen verhoring. · (Dit kun je ook ervaren wanneer je depressief bent. Dan is het een psychische ziekte die helemaal niets hoeft te zeggen over de vraag hoe God tegen jou aankijkt.) · (Het kan ook de nacht van de ziel zijn. Een fase in je geloofsleven waarin God zich van je terugtrekt omdat Hij iets in je wil laten groeien wat niet op een andere manier kan ontstaan dan ten gevolge van zijn merkbare afwezigheid.) · En het kan dus ook – en dat is het hier: dat je bij God vandaan bent gegaan, en dat God daarom voor jou onbereikbaar is en je overlaat aan wat er gebeurt, of het zelfs op je afstuurt. Omdat dit zo is, zo zegt hij, heb ik geen weerwoord tegen mijn vijanden, tegen onrecht bedrijvers. ‘Onrecht bedrijven’ (v9), kun je verstaan als: andere goden aanroepen om over jou onheil af te roepen. Men geloofde in die dagen erg in de kracht van het woord en de macht van geesten. Als God niet je veilige toren, je schuilplaats is, heb je geen innerlijk verweer tegen mensen die woorden van kwaadheid over je spreken. Wij kennen op ons eigen manier zo ook de kracht van woorden. Verwijten die je naar het hoofd worden geslingerd, waar je je niet tegen kunt weren, omdat je geen houvast hebt bij God. God levert me uit aan mijn vijanden. · Ben ik niet in staat om me te weren tegen mijn eigen schuldgevoel en ben ik veel kwetsbaarder voor alles wat er fout gaat. Ik je slecht slapen, gaat je weerstand achteruit. God laat me diep in zijn hart voelen hoe groot mijn kwaad is. · Voel ik me ziek en zwak, kan ik niet stoppen met huilen. Altijd kon hij God aanroepen als hij zich ziek voelde, en voelde hij vertrouwen en kracht. Maar nu wordt hij al zwakker. Hij voelt de dood naderen. Of het echt zo is, weten we niet. Maar, de afwezigheid van God, maakt dat hij levenskracht voelt verdwijnen. God is er niet en daarom kwijnt mijn leven weg. Het doet een siddering door zijn gestel heen trekken (v3). Een diepe huiver in zijn ziel (v4). De afgrond wordt zichtbaar. Dat wat Jezus ook in Zijn ziel ervoer - toen Hij bij het graf van Lazarus was: de macht van de dood. - Toen Hij zijn lijden aankondigde: de kou van de eenzaamheid en godverlatenheid. - Toen Jezus zei dat iemand Hem zou verraden: de boosaardigheid van die keuze, de macht die daar achter zit. Een diepe huiver. Je merkt wat een leven zonder God ten diepste is. Het is een kwetsbare vraag, maar naar aanleiding van deze Psalm toch wel goed om te stellen: herken je hier iets van? Is je leven aan het vastlopen, en zou God je iets wil duidelijk maken? Ben je tegen God aan het vechten? Niet iedere ziekte of tegenslag is een straf van God. De grote vraag is vooral deze: kun je het bij God kwijt, heb je toegang tot Hem? Dat inzicht is naar, maar wel heilzaam. Het is een keerpunt. God straft je met zijn afwezigheid, laat je merken wie je bent zonder Hem ondanks een grote mond, staat kwaad toe, of steekt een spaak in je wiel door je iets op te leggen. 2. Oproep aan God Niet in toorn! Het inzicht maakt een roep in David wakker. Hij vraagt niet dat God hem niet corrigeert, tegenspreekt, onderbreekt. Ook niet dat God hem geen discipline oplegt. Maar dat het niet in toorn gebeurt, in woede. Hij ziet zelf al in dat hij het niet goed heeft gedaan. Misschien voelt hij al een vleugje opluchting dat God hem niet heeft laten begaan, maar hem een tik heeft gegeven. Zoals de Hebrbrief schrijver het ook aangeeft: de straf is echt niet leuk, maar stel je voor dat er geen straf was en God je liet gaan. Als het maar is, omdat God van me houdt. Niet uit toorn! Genade, genezing, verlossing Hij vraagt wel dat het mag ophouden. Dat mag je altijd vragen aan God. Hoe lang moet het nog HEER. Geef genade. Maak me weer heel. Verlos me van mijn weg naar de dood. Kern: keer terug! Al die dingen wil hij graag. Maar de kern van zijn roep naar God is dit: keer terug. Eigenlijk is dat het ergste: dat God zelf er niet is. Vijanden kon David aan, als God maar met hem is. (Ps 3) Ziekte kan David wel aan, als God maar met hem is. Zorgen kun je dragen, wanneer God maar met je is (Ps 4) Verdriet kun je nog wel dragen, als God maar met je is. Maar wat als God er niet bij is?Daarom die hartstochtelijke roep naar God: keer u zich terug naar mij, uw kind. Wil U mij weer aankijken? 3. Grond Op grond waarvan kun je dit vragen? Gods naam Psalm 6 noemt 8 keer de Godsnaam. Dat in 11 verzen, waar er twee nog specifiek gaan over David. De naam van God staat voor Zijn trouw, voor wie Hij is: Ik ben die Ik ben. Op die naam kun je een beroep doen. Het was de naam waarmee God zich liet kennen aan Mozes, toen Israël in Egypte leed. Ons is die naam ook gegeven, nog wat sterker geëxpliciteerd tot onze bemoediging: Jezus, JHWH redt. Geen andere naam is ons gegeven door wie we behouden worden. Gods goedertierenheid (v5) Dat is eigenschap van God die staat voor zijn verbondstrouw. Hij had gezegd: Als Israël zich van Mij afkeert, keer Ik mij van hen af. Maar als ze zich bekeren, keer ik mij tot hen. Daarom kan David bidden dat God terugkeert. Gods eer Een andere gedachte is deze: in het graf zingt niemand de lof van God. De dood, zoals deze hier is getekend, namelijk veroorzaakt door de afwezigheid van God, brengt God geen roem. Hoe vaak heeft Hij niet gezegd: omwille van Mijn naam zal Ik het doen, zal Ik redden. *** De roep van David wordt heel plotseling verhoord. Je merkt het aan de overgang naar vers 9. De woorden van de tegenstanders verliezen hun kracht. De vijanden hebben geen grond meer. Want de HEER verhoort. Dat is waar we op mogen hopen. Sterker mogen verwachten wanneer we de HEER aanroepen. Dat onze aanklagers de mond wordt gesnoerd. God maakt je vrij van alle vijanden, van hun invloed op je leven. Letterlijke vijanden, maar ook geestelijke, of wat je ook maar dwars zit. In Psalm 23 staat dat prachtig: U richt voor mij een maaltijd aan tegenover mijn tegenstanders. God schept een ruimte van rust, een plaats om te kunnen zijn bij God, om met Hem te eten. Dan hebben de aanklagers en de vijanden geen mogelijkheid meer om invloed ten kwade uit te oefenen. Een prachtige spiegel van het avondmaal. Dat is de plek waar Gods genade een vrijplaats maakt, waar het sacrament als geneesmiddel wordt aangereikt. Jezus’ levenskracht wordt uitgedeeld. Deze Psalm vertelt ons dat God, ook als Hij ons bestraft, daar heen wil hebben. Vertrouw je dan toe aan die God, die in genade, zijn hand naar ons uitstrekt. Amen Gebeden Collecte Gezang 282: 1, 3 en 4 (B38) Zegen [1] ‘Straffen’ betekent terechtwijzen, iemand ergens op aanspreken. Het wordt vaak gebruikt wanneer verplichtingen niet zijn nagekomen. Bijvoorbeeld, wanneer God Israël aanspreekt op het verbreken van het verbond in Jesaja 1. [2] Dwz een bestraffing in het kader van opvoeden. Het werkwoord in de Griekse vertaling wordt ook gebruikt in Hebr. 12:5 en verder. [3] Dit werkwoord (ook gebruikt in vers 3) komt geregeld voor om de reactie van mensen te omschrijven wanneer God in toorn zich tegen hen keert, maar ook wanneer zich een plotselinge dood of ramp voordoet. Het is de huiver voor het dreigende dat groter is dan mensen. De Griekse vertaling gebruikt een werkwoord dat voor Jezus wordt gebruikt wanneer Hij bij het graf van Lazarus staat (Joh. 11:33), wanneer Hij doorleeft welk lijden Hij zal ondergaan (Joh. 12:27) en wanneer Hij zegt dat iemand Hem zal verraden (Joh. 13:21).
- Psalm 7
Deze preek is gehouden op 18 mei 2025 19.00 uur in Onderdendam. Ter ondersteuning van het begrijpen van de Psalm is een liturgieblad gemaakt die als bijlage aan het eind van deze post te vinden is. Psalm 24: 1, 2 en 3 Stil gebed, votum en groet Psalm 26: 1, 2 en 3 Geloofsbelijdenis Gezang 93 (B38) Gebed Lezing 1: Psalm 7 Lezing 2: Genesis 3:1-5 Lezing 3: Openbaring 12:7-12 Psalm 35: 1 en 13 Na de Preek Psalm 138: 2 en 4 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, 1. Woorden die stuk maken Woorden kunnen veel stuk maken. Valse beschuldigingen bijvoorbeeld hebben die kracht. Je ziet het om je heen in de wereld. Valse beschuldigingen spelen een uitermate grote rol in de oorlog van Rusland tegen Oekraine. Rusland heeft een hele informatiecampagne opgezet om valse informatie te verspreiden over Oekraine en de Navo. Het brengt schade aan. Ook in het klein. Mensen vertellen van alles over elkaar. Er wordt bij gezegd: ik weet er niet het fijne van, maar waar rook is, is vuur. Het maakt mensen soms kapot, hun relaties, hun reputaties. Laten we dan ook zelf uitkijken wat we zeggen. Voor we het weten richten we schade aan. David wordt vals beschuldigd door iemand uit de stam van Saul, ene Cush. We weten niet wie deze Cush was, en over welke situatie hij het heeft. Maar mensen uit de stam van Benjamin hadden het lange tijd niet zo met het huis van David omdat hij Saul was opgevolgd. Er was verbittering. Cush vertelde daarom het verhaal dat David iemand kwaad zou hebben gedaan die in vrede met hem leefde. Het raakt David diep. · De beschuldiging maakt het hart van David stuk . Hij voelt het alsof zijn ziel door een leeuw wordt stukgescheurd en meegesleurd. Woorden kunnen mensen heel diep raken. Valse beschuldigingen geven een diep machteloos gevoel. · Er komt onrust in zijn hart. Hij gaat malen, want h et verhaal veroorzaakte ook letterlijk gevaar voor hem. Hoewel hij koning was en macht had, bleef hij kwetsbaar voor wat mensen vonden, en voor een opstand van een of meerdere stammen. In Israel had de koning geen absolute macht. David was ook pas de tweede koning. Het eerste koningschap was op een fiasco uitgedraaid. Waarom het tweede ook niet? · als je dan toch aan het malen bent: de gevolgen zijn nog groter. Eigenlijk gaat het niet alleen om hem. Het gaat over het geheel van de samenleving. Je merkt dat in vers 7b en 8 wanneer je het leest vanuit het laatste zinnetje: U hebt het recht ingesteld. 8 De gemeenschap van volken zal U omringen, neem dan weer plaats hoog boven hen. Het recht van God, waardoor samenleven mogelijk is, waardoor er veiligheid kan zijn, en vrede staat onder druk. God als centrum, als spil van de samenleving in Israël, raakt uit beeld. Dat doen woorden die stuk maken ook . Zoals gezegd: het koningschap was nog maar jong in Israël. Dat maakte niet alleen David, maar ook het land kwetsbaar. Nog maar 40 jaar eerder was Israël een federatie van tamelijk autonome stammen. Daartoe kon het rijk weer terugvallen. Die ene beschuldiging van verraderlijk gedrag kon iets groots ontketenen. Het land weer terugbrengen tot chaos. Valse beschuldigingen ondermijnen het leven. In je ziel, in families, in samenleving. Misschien zit je vanavond wel in de kerk met zo’n verhaal in je hoofd. Hoe het gaat in de wereld, met alle leugens. Of je hebt er zelf mee te maken dat er over jou gesproken wordt. Of dat er verhalen rond gaan in over je familie. Je hart wordt uit elkaar geslingerd, je hoofd wordt niet meer rustig. De beschuldigingen jagen de permanent vage onrust in je binnenste aan als een steeds sneller ronddraaiende centrifuge. Het centrum van rust en vertrouwen raak je helemaal kwijt raakt. Je ziet schade ontstaan zonder dat je er iets aan kunt doen. Kostbare en kwetsbare verbanden vallen uit elkaar. Families, vriendengroepen, huwelijken, samenlevingen. Allemaal door beschuldigingen die we heel snel kunnen verspreiden via allerlei kanalen. Kwaadaardige beschuldigingen maken mensen wanhopig en soms depressief. 2. Een sprong in Gods armen Je merkt aan David wanhoop. Zijn gebed tot God klinkt als een soort wanhoopsprong in de handen van God de HEER. · Een extreme bezwering van onschuld: als ik dat echt had gedaan, mag de vijand mij doden. De manier waarop David dit zegt, is een zelfvervloekingsformule. Hij weet geen andere manier meer om te zeggen dat hij het niet heeft gedaan. · Er is een drievoudig, intens beroep op God. De herhaling is nodig omdat het hart vol is. Drie keer. God moet NU helpen. David pleit bij God op Zijn rol als Rechter en handhaver van het recht. Terecht. God is de God van het recht. Op deze God doet David zijn dringende appel. Dat is voor ons een voorbeeld. Niet wanhopen, maar springen in de armen van God, wanneer we iets meemaken van wat David meemaakte. Laat je gevoel van machteloosheid die je kunt ervaren bij alles wat er over je gezegd wordt niet over je heersen. Het onrecht lijkt wel het laatste woord te hebben, de uiteendrijvende leugens lijken wel oppermachtig, maar e r is een adres dat dit alles overstijgt: God de wetgever en handhaver van het recht. Laten we niet denken dat het niet meer anders kan dan alleen maar slechter gaan in ons leven, of in de samenleving, in al die kwetsbare leven-verschaffende verbanden. God is groter dan dat alles, Hij regeert de harten van de mensen, en van regeringsleiders. Waarom volgen we niet het voorbeeld van David: God aanroepen op het herstel van recht. Wat zegt het over ons, over ons Godsbesef waarom dit niet in ons opkomt? Laten we in de handen van God springen. 3. Kan dat? David doet een sprong in de armen van God . Maar wat doet hij? Kan het wel? Is hij wel zo onschuldig als zijn bezwering laat geloven? Misschien in deze situatie, maar altijd? In zijn bezwering legt hij iets aan God voor wat God maar beter niet absoluut moet verhoren. De beschuldiging was in een andere situatie verre van ongegrond. Hij heeft namelijk wel eens iemand laten vermoorden die hem niets kwaads had gedaan: Uria, de man van Bathseba, de vrouw die hij zich had toegeëigend. Wat doet God met onze sprong naar Hem toe? Met onze oproep om op te staan en recht te verschaffen? Als God werkelijk rechtvaardig Rechter is, als Hij werkelijk altijd toornig is over het kwaad (v12), kunnen we wel bij Hem terecht? We kunnen daar geen simpel antwoord op geven. Het eerste is wel dit: ga wel naar God wanneer je onrecht wordt aangedaan. Wanneer leugens je leven lam leggen. In die specifieke situatie moet recht worden gedaan. Ook al is er bij jou zelf ook wel een en ander aan de hand. God rekent je er niet op af, wanneer je in je uiterste nood teveel roept over jezelf. Hij kent de kwaadaardigheid van valse beschuldigingen en de schade die het aanbrengt op een heel diepe manier. Het is namelijk het oerkwaad op aarde. Er is, veel eerder dan welke menselijke valse beschuldiging ook, een valse beschuldiging tegen Hem geuit door satan. De Rechtvaardige Schepper van hemel en aarde, werd zwartgemaakt bij de mensen om onze relatie met Hem te verbreken. We hebben hem geloofd en zijn God gaan wantrouwen. Het heeft werkelijk alles stuk gemaakt. Achter het fenomeen valse beschuldigingen zit een diepe kwaadaardigheid. Een duistere macht die uit is op onheil. Hij zette de keten van leugens en valse beschuldigingen in gang. Een valse beschuldiging is geen los incident. Het is een meewerken, een vastzitten in dit grote project van satan. Vrijwel geen enkel mens gaat vrijuit . Daarom kunnen we naar elkaar wijzen, is er whataboutism. Nog belangrijker: daarom kan satan ons ook aanklagen: wij zijn schuldig. Hoewel hij gelijk heeft dat we ook medeplichtig zijn, is het vals om ons aan te klagen omdat hijzelf de oorzaak is van het kwaad. Vals of niet, aanklagen kan hij ons met de woorden: jullie doen net als ik. Jullie zielen zijn van mij. God moet het kwaad straffen omdat Hij rechtvaardig is. We zitten gevangen in een kwaadaardige logica. Om dat kwaad uit te bannen, is God opgestaan zoals David vroeg. Woedend op dit kwaad, is Hij ten strijde getrokken. Hij zond Zijn Zoon. Hij heeft de eeuwige spiraal van schuld en lot doorbroken. Jezus Christus, de grote Zoon van David heeft, als werkelijk volkomen rechtvaardig mens die zonder bezwaar die bezwering kon uitspreken, de prijs voor de leugens en het wantrouwen van God betaald. Hij droeg vers 6: Dan moge de vijand mij vervolgen, achterhalen, mijn leven op de grond vertrappen en mijn eer in het stof doen wonen Hij is als werkelijk schuldloze mens, op grond van valse getuigenissen veroordeeld en gestorven. Satan vergreep zich daarmee aan de Rechtvaardige, aan de Zoon van God en verloor zijn greep op het recht van God. Hij is uit de hemel gegooid door Michael en de andere engelen. Satan kan ons niet meer aanklagen wanneer we schuilen achter het bloed van de Zoon. Doe dat dan! Dan zijn we veilig. Overwin hem door het bloed van het Lam, zoals Opb 12:11 zegt. Leg hem het zwijgen op met Jezus! Satan heeft geen zeggenschap meer over ons. Overwin hem door het bloed van het Lam, door zelf te stoppen met valse beschuldigingen, niet mee te doen met het aanjagen van het oerkwaad op aarde. Het kwaad waaraan Jezus is gestorven. Hij gaat nu rond op aarde. Daarvoor geldt een wee. Zijn boosaardigheid is niet minder, en zijn woede meer. Laat je door het dreigen en bluffen van satan niet bang maken. Het zijn allemaal leugens. Hij kan uiteindelijk niets. Laat je daardoor al helemaal niet lokken om maar weer aan zijn kant te gaan staan. Ga achter Jezus staan. Dan kunnen we met volkomen vrijmoedigheid een beroep doen op God wanneer we door valse beschuldigingen worden lamgeslagen. Een dringend beroep op het recht en de macht van God. Ons met een volkomen vrij geweten storten in de armen van God de Vader. God zal recht verschaffen. Straks, maar ook al nu. David rekent daar ook op. Het gedeelte B van de Psalm laat dat zien . God is immers niet onverschillig. God is vertoornd op het kwaad (vers 12). Of anders gezegd: Hij bestraft het. Soms al in dit leven, gebeurt het dat God de waarheid laat oplichten. Dat verbanden om in te leven worden hersteld en gereinigd. Daarom mogen we nooit wanhopig zijn. We hebben een levende God, die hoort! En al zien we het niet, moeten we het omgekeerde meemaken zoals zovelen op aarde, dan is dat niet het einde. God zal straks volkomen recht verschaffen. Dan komt de dag waarop we al onze geloften om God te loven zullen inlossen. God zullen prijzen. Dan kan geen leugen ons meer neerslaan, en komt er geen leugen meer over onze lippen, want onze mond is vol van de lof van de HEER. We zijn in God verblijd, aan Hem gewijd. Amen Gebed Collecte Gezang 281 (B38) Zegen
- Psalm 1
Gehouden op 9 juni 2024 19.00 uur in Onderdendam P 24: 1, 2, 3 Stil gebed, votum en groet P 92:3 en 7 Geloofsbelijdenis G 135 (B38) Gebed Vanavond beginnen we aan een serie over de Psalmen. Het is de bedoeling om de komende tijd afwisselend een Psalm en een gedeelte uit de geloofsleer aan de orde te stellen. Vanavond lezen we Psalm 1. Voor we gaan lezen, eerst wat uitleg. Je kunt de Psalmen als losse liederen zingen en lezen. Maar de Psalmen zoals ze ons zijn overgeleverd, vormen niet zomaar een losse hoop liederen. Ze zijn in de loop van de tijd verzameld en enigszins op thema geordend in vijf afdelingen, die min of meer ook de geschiedenis van Israel weerspiegelen. 1-41 Confrontatie: vestiging van het koningschap van David door strijd heen 42-72 Communicatie: het koningschap is er, en nu wordt er vooral met de vijanden gesproken 73-89 Verwoesting door de vijanden 90-106 Rijping, verwerking 107-150 Voltooiing Je kunt zeggen dat de Psalmen in hun geheel het Oude Testament weergeven, of aan de orde stellen, maar dan op een persoonlijke manier. Het is de gelovige stem die het geheel van Gods werken verwoordt en erop antwoordt. Psalm 1 en Psalm 2 zijn samen de inleiding op het geheel. In deze Psalmen worden de belangrijke thema’s van de Psalmen aangereikt. Psalm 1 gaat over Gods wet en Psalm 2 gaat over Gods gezalfde. Twee onderwerpen die steeds door de Psalmen heen een rol spelen. Psalm 1 is een beetje afwijkend, omdat God in deze Psalmen niet rechtstreeks wordt aangeroepen en er ook niet iemand rechtstreeks wordt aangesproken. Straks onder het lezen moet je daar maar op letten. Het komt wel vaker voor bij de Psalmen, maar het is niet algemeen gangbaar. Psalm 2 is ook geen gebed tot God, maar daar worden de vijanden, die in deze Psalm min of meer statisch worden omschreven opgeroepen om zich tot God te keren. Het gaat bij Psalm 1 over een leerdicht. Daarom heeft deze dienst ook wat het karakter van een leerdienst. Psalm 1 & Lk 4:1-12 P 1 Na de Preek P 119:1, 2, 3 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Achter ons huis in Amersfoort staat een fruitboom – oude boom, tweede seizoen goed gedragen, daarna eigenlijk niets meer. Te droge zomers? Teveel planten en struiken op 81m2? Ik moest er aan denken bij het lezen van Psalm 1, waar in vers 3, min of meer het centrum van de Psalm, een prachtige fruitboom geschilderd wordt die steeds weer zijn vruchten geeft. Om een dergelijk leven gaat het in Psalm 1. Er klinkt geen directe oproep om in dit spoor te gaan, maar het is zonneklaar dat dit de manier van leven is die wijs is. Laten we proberen dat spoor ons eigen te maken, of dat opnieuw te vinden.. Vers 1 gebruikt het woord ‘gezegend’ om die gezonde frisse situatie aan te geven. Een mooi woord. Er zijn twee woorden in het Hebreeuws die we kunnen vertalen met gezegend: · Het eerste is ‘barach’. Dan gaat het om een zegen die God je aan laat zeggen door een priester, een zegen die je opgelegd krijgt. Iets wat van buiten af bij je komt. · Een ander woord dat we met gezegend vertalen is ‘asjeree’. Daar zit de lading in dat er door je manier van leven iets goeds ontstaat bij je. Het hangt meer af van de keuzes die je maakt. Voor het eerste hoef je niets te doen, dat ontvang je. Voor het tweede wel. Hier gaat het om die tweede manier van gezegend zijn: het gaat om zegen en geluk, die groeien uit een bepaalde manier van leven. De Psalm schetst met een ongelijke parallel twee manieren om te leven. De ene kant wordt geschetst met het volgen van verkeerde voorbeelden, het andere met het hebben van een echt goede inhoud. Het is niet zo dat aan de goede kant voorbeelden er niet toe doen, maar op deze manier onderstreept de Psalm het inhoudelijk lege van het kwaad. Er zijn daar eigenlijk geen inhoudelijke bronnen voor. Steeds wanneer je analyseert wat de argumenten en de kwaliteit is van de inhoud van dwaalsporen kom je op iets uit wat uiteindelijk niet waar is. Het spoor dat niet leidt tot een gezegend leven heeft nog een eigen accent. Het wordt omschreven als steeds verder vastraken in. Het gaat immers om wandelen, staan, zitten: - wandelen in de raad van de goddelozen. De bedoeling is natuurlijk: kijk uit dat je niet het voorbeeld, de adviezen volgt van mensen die niet met God leven - staan: niet stilstaan op de weg van de zondaren; dan blijven je voeten daaraan vastkleven, je neemt hun gewoonten over. - zitten in de kring van de spotters: je moet geen onderdeel gaan uitmaken van mensen die spottend, zonder God, hun plannen in het leven maken. Het is dan alsof je een drempel bent overgegaan en er ook geen weg meer terug is. Het gaat om een kettingreactie, waardoor je in de val komt: · beïnvloed worden, · nadoen, · het zelf actief bedenken van verkeerde dingen. Een collega van mij die in Rotterdam Spangen werkt vertelde erover hoe het bij hem in de wijk kan gaan. Jonge gasten van een jaar of 14 kunnen hun best doen op school, vervolgens gaan werken en dan van onder af proberen op te klimmen. Ze hebben door hun andere etnische achtergrond een slechtere startpositie en staan daarom ook nog eens op achterstand. Een andere optie is dat ze – misschien eerst naast school – koeriersklusjes gaan doen voor drugsdealers. En dat is best aanlokkelijk, want gasten die maar een paar jaar ouder zijn dat zij en die dat doen hebben echt veel mooie spullen, en vaak ook een prachtige auto. En als je een keer een stapje in die richting zet, sta je zomaar vast, en zit je erin. Waarschijnlijk staat dit voorbeeld in zijn concreetheid ver van ons af. Maar ik denk dat het als spiegel best wel verhelderend werkt. Er is een tamelijk massieve invloed vanuit de omgeving die maakt dat je in een bepaalde richting gaat, uiteindelijk bij God vandaan. ‘Iedereen doet het toch?’ En wat we allemaal wel ervaren is dat dit mechanisme ook werkt bij reclame: je wordt nieuwsgierig gemaakt, je ziet anderen het doen en je gaat het zelf ook zo doen en daarmee ook weer voordoen. Marketingmensen spreken niet voor niets van een funnel, een fuik: je zwemt erin en je raakt vast en gaat kopen. Deze Psalm die de opmaat is naar het geheel van de Psalmen en het de grote thema’s van het leven met God inleidt, legt een oermechanisme in mensen bloot. Namelijk dat wij kwetsbaar zijn voor het kwade en bevattelijk voor kwade voorbeelden. We zijn nieuwsgierig en er vlamt zomaar een begeerte in ons op die maakt dat we een verkeerde stap zetten en vervolgens een verkeerde gewoonte ontwikkelen die maakt dat we er ook weer anderen in meenemen. De eerste keer is gebeurd doordat satan de eerste mens in zijn raad meenam, liet stilstaan en er een verkeerde keuze werd gemaakt die tot op de dag van vandaag door woedt. Het gaat door en gebeurt steeds weer opnieuw. Psalm 1 trekt dit mechanisme aan het licht om onze ogen daarvoor open te maken. Laat je niet op een dwaalspoor brengen! Laat je niet meenemen. Misschien geldt het vanavond wel heel concreet voor jou, dat je ergens over aan het nadenken bent, ergens zin in hebt, je zinnen op gezet, omdat je ervan gehoord hebt, omdat je het langs zag komen in een of ander filmpje. Of als je al een stukje ben meegegaan. Laat je niet verder brengen. En als je al bent gaan zitten: sta op! Het goede spoor wordt anders geschetst: namelijk met iemand die de wet van de HEER overdenkt. Met de wet van de HEER worden alle woorden van God bedoeld. Het gaat om richtlijnen ten leven, maar ook om profetie en wijsheid. Het is voedsel voor je geestelijk leven, voor je ziel. Het meest innerlijke van je bestaan wordt daardoor gevoed. Omdat er veel andere stemmen en verhalen zijn die ons misleiden, wordt het erg sterk uitgedrukt wat er nodig is: dag en nacht bezig zijn met het Woord van God. ‘Overdenken’ is het murmelend uitspreken, woorden steeds weer herhalen om ze in te slijpen. Om te voorkomen dat je afhaakt omdat je niet van lezen houdt: helemaal zonder lezen gaat het niet, maar dat steeds opnieuw kan ook door goede muziek te luisteren, door goede podcasts op te zetten. Waar het om gaat, is dat je de wijsheid van God in je opneemt zoals een boom water opzuigt uit de grond. Ik begrijp dat dit niet zomaar aantrekkelijk is. Daarom hebben we ook elkaar nodig. Zoals ten kwade goede voorbeelden helpen, zo geldt dat ook ten goede. Samenkomen in de kerk helpt je om het spoor te vinden, een kring, catechisatie, gesprekken thuis wanneer je uit de Bijbel leest. Goede gewoonten ontwikkelen, zoals op vaste momenten uit de Bijbel lezen, naar de kerk gaan. Het is echt belangrijk! Je hebt het nodig om te zien waar je leven vastzit, of vastraakt in de valstrik. Het ontmaskert het in-de-val-lokmechanisme. Het helpt je bij hoe je het doorbreekt. En dan ga je vruchten dragen en wordt je leven echt ‘gezegend’ in de zin van een leven dat er toe doet. Psalm 1 zegt dat immer: gelukkig ben je omdat je bent als een boom die steeds opnieuw vruchten draagt. De Psalm schetst ook het contrast: degenen die dit niet doen zijn als kaf dat wegwaait wanneer de wind gaat waaien. Dat is een leven dat niet die volheid, die zegen krijgt. Het is een nikserig leven. In hun nikserigheid zullen ze niet kunnen blijven staan in een oordeel, in het oordeel. Hun leegte verdraagt het niet om deel te nemen aan de raad van de rechtvaardigen. Vers 5 ging in eerste instantie vooral om de vraag of mensen die dit spoor gaan in de rechtbank, en in de kring Gods knechten en de beraadslagingen die daar gehouden worden een plaats kunnen houden. Ze zakken door de mand zoals een leerling op een mondeling dat hij niet heeft voorbereid. De leegte van de antwoorden zegt genoeg. Omdat deze Psalm de grote thema’s de uiteindelijkheden van het leven aanraakt, gaat het ook over het uiteindelijke oordeel. Het gaat immers om de vraag wat een uiteindelijk gezegend, gelukkig leven is. Daar zit troost in. Veel mensen die nu succes hebben en eer en aanzien hebben dat op een onterechte manier verworven ten koste van anderen. En dat knarst en wringt. Er zal uiteindelijk recht worden gedaan. Omdat God de weg van de vromen kent en de weg van de onrechtvaardigen zal vergaan. Het is een vers dat ook veel vragen kan oproepen. En er hangt een ook dreiging in. Het is serieus. Misschien denken we wel aan onze vrienden die nergens aan doen, en God niet kennen. Verwaait hun leven, bestaan zij uiteindelijk niet? We raken hier aan een spanningsveld dat we hier op aarde niet kwijtraken. Een paar dingen kunnen daarbij wel de weg wijzen: - Het oordeel is aan God en God is barmhartig en rechtvaardig. Als bij Iemand het oordeel veilig is, dan bij Hem. Hij zal nooit onrecht doen. Rom 1 zegt ook dat God rechtvaardig gedrag van mensen die Hem niet kennen zal erkennen. - Als het ons aanvliegt en we kunnen hen ook niet echt bereiken: breng hen dan tot God, over wie er staat dat Hij het oordeel uitstelt omdat Hij wil dat allen gered worden. Tot Jezus, aan wie het oordeel uiteindelijk in handen is gegeven, en die zelf de losprijs heeft betaald, die zelf heeft gehuild over Jeruzalem dat niet wilde geloven, die zelf heeft ervaren hoe groot de zuigkracht van het kwade is. Maar het kan ook zijn dat we over onszelf denken: Hoe staat het er met onszelf voor? Hoe vruchtbaar is ons leven? Staan we zelf misschien ook niet vaker en meer in de kring van de spotters en zondaren dan we waar willen hebben, en voelen we ook niet de onmacht in onszelf. We lazen vanavond ook over Jezus uit Lukas. Over Hem staat wat eerder in het evangelie geschreven dat Hij in de dingen van Zijn Vader was, dus ook bezig met het Woord van God. Hij heeft deze Psalm ook voor ons gelezen en gezongen. Wanneer Hij wordt aangevallen op zijn kindzijn van de Vader, zie je hoe Hij het zwaard van het Woord gebruikt, het woord dat Hij heeft overdacht en overpeinsd. Hij weet het op een rake manier te gebruiken. Hij weerstaat de verlokking om in de raad van de Goddeloze te gaan. Hij heeft dat gedaan als de nieuwe Adam. Hij heeft degene die het kwaad zelf is weerstaan, om ons te bevrijden uit de strik van de vijand. Hij heeft voor zijn leerlingen gebeden omdat satan hen had opgeëist om te ziften als de tarwe, om hen op de zeef te gooien. Hij nodigt ons uit om het samen met Hem te wagen. Hij, die ook het Woord is, zegt tegen ons: blijf in Mij en Ik in u. Dan zult u waarlijk vrucht dragen. Kies dan voor het goede leven, met en in het spoor van Jezus Christus. Amen Gebed Collecte G 281 (B38) Zegen


