Psalm 8
- javandenberg
- 10 sep
- 8 minuten om te lezen

Deze preek is gehouden op 29 juni 2025 19.00 uur in Onderdendam. Er was voortzetting van en dankzegging voor het Heilig Avondmaal
P 136: 1, 25 en 26
Stil gebed, votum en groet
P 8: 1 en 2
Gebed
Geloof belijden, aansluitend Psalm 8: 3 en 4
Bediening en lofprijzing
P 8: 9
Gebed
Schriftlezingen: Psalm 8, Job 7:15-21 en Hebr. 2:5-9
P 19: 1 en 5
Na de preek G 221: 1, 3 en 5 (B38)
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Natuurwetenschappers van de afgelopen eeuw hebben ontdekt dat het heelal en de wereld waarop wij wonen alleen maar kan bestaan doordat er een hele nauwkeurige afstemming bestaat tussen een aantal natuurwetten. Het is een enorm fijnmazige afstemming van energie en materie en antimaterie. Wanneer er maar één element ietsje zou verschuiven, stort alles in. Die exacte gevoelige afstemming maakt het mogelijk dat er leven is op aarde. Dat wij er zijn. God de Schepper heeft het uitermate zorgvuldig, heel precies in elkaar gezet. Het is daarmee ook een kwetsbaar ontwerp.
Het idee van die fijngevoelige afstemming werkt ook door in hoe de schepping functioneert. Hoe alles groeit, hoe er nieuw leven komt. Zeker in de landbouw kun je dat eigenlijk elke dag wel waarnemen. Afstemming van voedingsstoffen op het land en in de stal zijn vereist. Daarin zijn we, wat Psalm 8 ook bezingt, Gods medewerkers. We mogen de schepping laten floreren.
Wat fysiek geldt, geldt ook geestelijk. Wij mensen zijn ragfijn afgestemd op onze natuurlijke omgeving en op God. Als we zo innerlijk afgestemd zijn en als we in een omgeving leven waarin die afstemming klopt, floreren we, hebben we er vreugde in, ontplooien we. Alleen dan zijn we in staat om de schepping te laten floreren.
Psalm 8 helpt ons om die afstemming te krijgen. Het doet ons voor hoe wij goed kunnen functioneren en vertelt ook welke houding daarbij hoort: de Psalm stemt ons af op God. Het verbindt ons menszijn helemaal met God. Het is zo intens verwoord in deze Psalm dat je bijna niet kunt zeggen of de Psalm een loflied is, of een beschrijving van de mens. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je ziet het al bij eerste lezing: het begin en eind van de Psalm zijn een lofprijzing: HEER, onze Heer, hoe heerlijk is Uw naam op heel de aarde. Dat omringt de beschrijving van het menszijn.
Vers 3, 4 en 5 kleuren dit nog wat verder in.
· Vers 3 geeft er extra laag aan: Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd. Je kunt ook zeggen: de lof uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt U gemaakt tot een bolwerk tegen het kwaad. De gedachte hierachter is: in het oude oosten werd schepping vaak beschreven als het ordenen en op een afstand houden van de chaosmachten. Na het ordenen richten goden een bolwerk op, om de vijandelijke machten op een afstand te houden die de schepping betreurden en wilden vernietigen. Daar moeten we aan denken wanneer Psalm 8 zegt dat God uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt U een bolwerk gemaakt. De lof die kinderen zingen, houdt de chaosmachten op een afstand. Het laat ons merken hoe belangrijk het is dat wij goed afgestemd zijn op God.
De schepping blijft niet zomaar goed. Zonder maatregelen neemt de chaos het over, krijgen de vijanden het voor het zeggen. Maar als je leven loven is, heeft de vijand geen kans en blijft de chaos op een afstand.
· Vers 4 geeft iets aan van de innerlijke houding die bij de lofzang hoort: Verwondering en ontzag. Als je oog hebt voor wat God heeft gemaakt, raak je daadwerkelijk onder de indruk. Hier wordt de sterrenhemel in de nacht genoemd. Die kan je in donkere gebieden inderdaad overweldigen. Het kan op vakantie een prachtig landschap zijn. Het kan zijn dat je van je werk naar huis fiets en onder de indruk raakt van de natuur. Verwondering maakt dat je God gaat prijzen.
· Vers 5 reikt nog een ander aspect aan: ootmoed, nederigheid. Wie zijn wij eigenlijk? Stervelingen, een ademtochtje. Een reëel zelfbeeld. Hoe kan God nou ooit naar ons omzien? En toch doet Hij dat.
Via deze weg van verwondering en de ootmoed, in de lofprijzing op God, zie je echt goed wie wij zijn. Je ziet de grandeur die God aan ons heeft gegeven. Werkelijk alles heeft God onder de voeten gelegd van mensen. Alles aan ons toevertrouwd. Die schepping die God met zoveel zorgvuldigheid heeft geweven, heeft Hij ons in handen gelegd.
Wij zijn geroepen om de chaos op een afstand te houden, om het verstoren van het evenwicht dat God heeft gegeven in en aan onszelf, en in onze omgeving te weren, door te leven in nauwe verbondenheid met Hem. Deze houding en dit inzicht zijn samen het recept voor het goede leven.
De hoge rang die God ons heeft gegeven, maakt dat we tot veel in staat zijn. We kunnen prachtige dingen maken, de schepping in hoge mate begrijpen en daarin sturen. Wetenschap kan daarom ook een bron zijn van lof op God.
Maar weten dat er veel fout gaat op aarde. Dat heeft niet te maken met het ontwerp, of wat God aan patronen in de schepping heeft gelegd, maar het heeft te maken met onze innerlijke afstemming. We kunnen vanuit deze Psalm dan ook begrijpen waarom het zo vaak mis gaat. Want het lukt ons niet om zo te leven. Je kunt de Psalm er naast leggen:
- Omdat we niet in verwondering en dankbaarheid leven, de aarde niet zien als een kostbaar eigendom van een Ander gaan we onze gang maar. Omdat we daarbij ook nog eens hebzuchtig zijn, roven we de aarde leeg en vervuilen we deze. Het kan daardoor gebeuren dat gedeelten van de aarde onleefbaar worden, omdat we het evenwicht verstoren.
Zo gaat het ook met onze omgang met anderen. Wanneer we mensen gebruiken gaan ze kapot. Dat voel een ander diep van binnen. Zo kun je het ook zelf voelen.
- Iets wat we wat minder makkelijk zien, maar door de Psalm wel aan het licht komt is dit: de schepping kan ons alleen maar vreugde geven, diepe vervulling, wanneer we het uit de hand van God ontvangen. Dat hoort bij het recept. Met een beetje een associatief voorbeeld: als je een triangel op de verkeerde manier vastpakt, heel stijf gecontroleerd, kun je er tegenaan tikken, maar hij gaat niet klinken. Je moet hem wel vasthouden, maar niet als een roofdier, krampachtig. Hij doet het dan eigenlijk niet. Het klinkt dof.
Zo voelt het leven aan voor veel mensen. Het is een van de redenen waarom zoveel mensen een diepe leegte ervaren. Afgelopen week hadden we het er over op de jongelidmatenkring. Wanneer de liefde ontbreekt ben je ongelukkig, hoe hard je ook werkt, hoeveel geld je ook hebt. Het leven heeft geen doel. Het is leeg en zinloos.
We proberen het allemaal wel weer op te lossen. Maar dat lukt uiteindelijk nooit. De werkelijkheid onderwerpt zich niet meer aan ons. De tragiek is dat we alles wat er mis gaat ook weer zonder God, zonder innerlijk afstemming op God proberen klein te krijgen.
Als er al een oplossing is, veroorzaakt deze vaak weer een nieuwe. We hebben de chaos toegelaten op aarde en die laat zich niet zomaar wegjagen. We kunnen het niet zelf. Oorlogen zijn er steeds weer. Onze uitvindingen, hoe mooi ook, kunnen ook verkeerd worden ingezet. Of hebben ongedacht grote nare schaduwzijden. Er ontstaan steeds crises. Een schuldencrisis, een coronacrisis, een ecologische crisis.
Die crises brengen ons innerlijk nog weer verder uit balans, verder bij de bedoeling vandaan. Als je denkt aan het klimaat ziet je:
- onverschilligheid die denkt: na mij de zondvloed; ze zoeken het maar uit, als ik het maar goed heb. Of een ontkenning die zich blind houdt.
- een extreem activisme dat wordt voorgejaagd door angst en woede. Het kan zich uiten in een diepe haat. Bij klimaat: tegen het systeem, of tegen een sector zoals de landbouw. Agressief, bedreigend, ontregelend.
- Een lamgeslagen gevoel, of zelfs een intens schuldgevoel, zoals een jongere zei over het klimaat: Ik schaam me dat ik besta, want met mijn bestaan vervuil ik de wereld, maak ik dingen stuk.
Kunnen we terug? Kunnen we weer de eenheid en harmonie bereiken?
Laten we naar Job kijken. Hij kende diepe onmacht om de grote crises in zijn leven. De reacties hierboven kende hij. Misschien de eerste het minste, maar er zit een vleug in. Er is een moment dat hij het allemaal wel goed vindt, er is diepe woede richting zijn vrienden en richting God. En er is dat treurige, lamgeslagen gevoel in wat we vanavond lazen. Hij haalt Psalm 8 aan, maar dan vanuit een diep gevoel van verlorenheid en zegt:
Mijn ziel verkiest de verstikking,
en heeft de dood liever dan het leven.
16Ik versmaad het, ik zal niet voor eeuwig leven.
Laat mij met rust, want mijn dagen zijn een zucht.
17Wat is de sterveling dat U hem groot maakt,
en dat U Uw hart op hem richt?
18Dat U hem elke morgen opzoekt,
dat U hem elk ogenblik beproeft?
19Hoelang duurt het voordat Uw blik zich van mij afwendt,
voordat U mij de rust gunt om mijn speeksel door te slikken?
20Heb ik gezondigd? Wat moet ik voor U doen,
Bewaker van de mens?
Waarom hebt U mij als doelwit voor U gezet,
zodat ik mezelf tot een last ben?
en doet U mijn ongerechtigheid niet weg?
Want nu zal ik in het stof liggen;
U zult mij ernstig zoeken, maar ik zal er niet meer zijn.
Het klinkt bijna hetzelfde als de wanhopige jongere.
Maar weet wel dit: Job schreeuwt het uit naar God. Zijn onmacht heeft een adres. Hij doet een beroep op Psalm 8, op hoe God ons heeft gemaakt.
Daarin ligt echte gegronde hoop. God zit evenzeer vast aan Zijn schepping en aan ons, als wij aan Hem. Wanneer we op die verbinding een beroep doen, raakt dat een snaar in God. Zelfs als we het woedend en wanhopig doen. Zelfs als we het schuldig doen.
In Hebr 2 horen we hoe God dat heeft gehoord. Daar klinkt Ps 8 opnieuw. Het vertelt hoe God Zijn Zoon, door Wie Hij alles heeft gemaakt, een tijdlang minder heeft gemaakt dan de engelen, mens als wij. Hij is ons in alles gelijk geworden. Hij heeft dat gedaan om de krachten die ons wanhopig maken (zonde, leegte, schuld, lot) hun macht en recht te ontnemen. Om mensen die gedurende hun hele leven in angst voor de dood leefden te bevrijden. Hij heeft alles gedaan om ons weer in verbinding te brengen met de Vader.
Hij, Hij alleen, Hij helemaal, is onze hoop!
Hij heeft de strijd gestreden en is het nieuwe bolwerk tegen de vijand. Hij begin van de nieuwe schepping. Een nieuwe prachtige harmonie.
Door Hem is er vergeving. Dat hebben we vanmorgen en vanavond aangereikt gekregen en geproefd. Je hoeft niet te wanhopen omdat je zondig bent.
Laten we de smaak van brood en wijn vasthouden. Het is een oefening in een nieuwe innerlijke afstemming op Hem. In verwondering, in nederigheid, in dankbaarheid over wat Hij doet en geeft. We kunnen na vandaag nog dieper en rijker kunnen zingen: Wat is de mens dat U hem gedenkt. U hebt Uw Zoon gegeven ook aan mij. Met die innerlijke nieuwe afstemming kunnen we opstaan, zoeken hoe de schepping en onze naaste tot bloei komt, ons werk doen op het land op kantoor, op school. Met vallen en opstaan. Maar moedig, want Hij leeft. Hij zal de wereld vernieuwen. We hebben hoop. Het avondmaal verwijst immers naar een compleet nieuw begin. De flonkering van de wijn herinnert ons aan Zijn woord dat we deze met Hem nieuw zullen drinken in het Koninkrijk van God.
Hem zij de lof in eeuwigheid. Amen
Dankgebed
Collecte
G 288: 1 en 4 (B38)
Zegen


Opmerkingen