Psalm 6
- javandenberg
- 10 sep
- 8 minuten om te lezen

Deze preek is gehouden op 25 februari 2025 19.00 uur in Onderdendam. Tijdens deze dienst was er voorbereiding op het Heilige Avondmaal.
Psalm 43: 1 en 3
Stil gebed votum en groet
Psalm 118: 1 en 9
Lezing eerste deel van het formulier
Gezang 227: 1 en 2 (B38)
Gebed
Lezing 1: Psalm 6, Eerste boetpsalm
1Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel, op ‘De achtste’.
2HEERE, straf[1] mij niet in Uw toorn,
bestraf[2] mij niet in Uw grimmigheid!
3Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt,
genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
4Ja, mijn ziel is zeer door schrik[3] overmand.
En U, HEERE, hoelang nog?
5Keer terug, HEERE, red mijn ziel,
verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid.
6Want in de dood is er geen gedachtenis aan U,
wie zal U loven in het graf?
7Ik ben moe van mijn zuchten,
heel de nacht maak ik mijn bed nat,
doorweek ik mijn rustbank met mijn tranen.
8Mijn ogen zijn verzwakt van verdriet,
ze zijn oud geworden vanwege al mijn tegenstanders.
9Ga weg van mij, u allen die onrecht bedrijft,
want de HEERE heeft mijn luide geween gehoord.
10De HEERE heeft mijn smeken gehoord,
de HEERE zal mijn gebed aannemen.
11Al mijn vijanden worden zeer beschaamd en door schrik overmand;
zij deinzen terug, zij worden in een ogenblik beschaamd.
Lezing 2: Hebr. 12:1-8
Psalm 6: 1, 4 en 8
Na de preek: Psalm 23
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Soms loop je vast in je leven. Dat kan fysiek zijn. Je vergt teveel van je lijf en kunt niet meer. Sociaal kun je ook vastlopen. Bijvoorbeeld op je werk, waarbij de relaties zo verstoord raken dat je niet goed weet hoe je verder kunt. Vaak gaat het dan mentaal dan ook niet goed. Vaak hangen die dingen ook wel met elkaar samen.
De vorige drie keren dat we een Psalm lazen in de avonddiensten, was er een dergelijke situatie. Mensen logen, er was fysieke bedreiging, het kostte nachtrust en tranen. Het ging echt diep, een zoon die in opstand tegen je komt (P3),
In dit alles was er geestelijke wel steeds ruimte. David wist dat het tussen God en hem goed was. Hij kon met een gerust hart, een zuiver geweten, een beroep doen op God.
In Psalm 6 gaat het anders. Daar zijn ook al die dingen aanwezig:
er zijn grote fysieke klachten (v3: verzwakt, onrustig fysiek gestel; v5: dichtbij de dood). Er zijn mentale problemen (v7&8: huilen, slecht slapen). Sociale ook: er zijn vijanden (v9-11).
Maar er is nog iets groters. Deze Psalm zingt over een situatie van vastlopen met God; geen toegang tot God omdat je het zelf verkeerd hebt gedaan.
Daarom noemen we dit de eerste boetepsalm. Een Psalm geboren in een hart dat het inzicht heeft gekregen dat het verkeerd zat.
1. Inzicht
De aanleiding voor de Psalm is dit ene inzicht: God straft mij. Wat er nu allemaal gebeurt, heeft uiteindelijk maar één oorzaak: God laat mij voelen dat ik niet goed zit. God is niet meer met mij.
In onze 21ste-eeuwse geloofscultuur in Nederland is dat een bijna vergeten mogelijkheid: dat God je kan straffen in het hier en nu. Het klopt niet met ons beeld van God. Als God dan misschien straft, gebeurt dat in het hiernamaals, maar niet in het nu. Natuurlijk is het begrijpelijk dat we hier moeilijk bij kunnen. Onze eigen manier van opvoeden kent veel minder straf dan vroeger. Bovendien werden mensen vroeger echt bang gemaakt voor een straffende God. Daar hebben we ons van losgemaakt. Ook niet zonder reden. Maar, de Bijbel spreekt er wel over. Niet alleen in het Oude Testament, ook in het Nieuwe, zoals we vanavond lazen.
Wat betekent ‘straffen’ en ‘bestraffen’ eigen?
· Straffen betekent openlijk terechtwijzen. Het gaat erom dat je iemands verkeerde, huichelachtige gedrag openlijk aan de orde stelt. Bijv Abimelech – Sara – Abraham. (een beetje als iemand in zijn hemd zetten)
· Bestraffen zit meer in de hoek van een disciplinerende maatregel. Een corrigerende tik of isolatie.
Uit vers 5 kun je opmaken dat David de straf van God ervaart als dat God zijn handen van hem heeft afgetrokken. Ik kan Hem niet bereiken. Hij heeft zich van mij afgekeerd. Ik ben buiten de zegenende blik van de HEER. Afsneden van de bron van het leven. Daarom overkomt me dit alles. Als hij zijn problemen naar God wil brengen, voelt hij geen opening. Geen contact, geen verhoring.
· (Dit kun je ook ervaren wanneer je depressief bent. Dan is het een psychische ziekte die helemaal niets hoeft te zeggen over de vraag hoe God tegen jou aankijkt.)
· (Het kan ook de nacht van de ziel zijn. Een fase in je geloofsleven waarin God zich van je terugtrekt omdat Hij iets in je wil laten groeien wat niet op een andere manier kan ontstaan dan ten gevolge van zijn merkbare afwezigheid.)
· En het kan dus ook – en dat is het hier: dat je bij God vandaan bent gegaan, en dat God daarom voor jou onbereikbaar is en je overlaat aan wat er gebeurt, of het zelfs op je afstuurt.
Omdat dit zo is, zo zegt hij, heb ik geen weerwoord tegen mijn vijanden, tegen onrecht bedrijvers. ‘Onrecht bedrijven’ (v9), kun je verstaan als: andere goden aanroepen om over jou onheil af te roepen. Men geloofde in die dagen erg in de kracht van het woord en de macht van geesten. Als God niet je veilige toren, je schuilplaats is, heb je geen innerlijk verweer tegen mensen die woorden van kwaadheid over je spreken. Wij kennen op ons eigen manier zo ook de kracht van woorden. Verwijten die je naar het hoofd worden geslingerd, waar je je niet tegen kunt weren, omdat je geen houvast hebt bij God.
God levert me uit aan mijn vijanden.
· Ben ik niet in staat om me te weren tegen mijn eigen schuldgevoel en ben ik veel kwetsbaarder voor alles wat er fout gaat. Ik je slecht slapen, gaat je weerstand achteruit.
God laat me diep in zijn hart voelen hoe groot mijn kwaad is.
· Voel ik me ziek en zwak, kan ik niet stoppen met huilen. Altijd kon hij God aanroepen als hij zich ziek voelde, en voelde hij vertrouwen en kracht. Maar nu wordt hij al zwakker. Hij voelt de dood naderen. Of het echt zo is, weten we niet. Maar, de afwezigheid van God, maakt dat hij levenskracht voelt verdwijnen.
God is er niet en daarom kwijnt mijn leven weg.
Het doet een siddering door zijn gestel heen trekken (v3). Een diepe huiver in zijn ziel (v4). De afgrond wordt zichtbaar. Dat wat Jezus ook in Zijn ziel ervoer
- toen Hij bij het graf van Lazarus was: de macht van de dood.
- Toen Hij zijn lijden aankondigde: de kou van de eenzaamheid en godverlatenheid.
- Toen Jezus zei dat iemand Hem zou verraden: de boosaardigheid van die keuze, de macht die daar achter zit. Een diepe huiver. Je merkt wat een leven zonder God ten diepste is.
Het is een kwetsbare vraag, maar naar aanleiding van deze Psalm toch wel goed om te stellen: herken je hier iets van? Is je leven aan het vastlopen, en zou God je iets wil duidelijk maken? Ben je tegen God aan het vechten? Niet iedere ziekte of tegenslag is een straf van God. De grote vraag is vooral deze: kun je het bij God kwijt, heb je toegang tot Hem?
Dat inzicht is naar, maar wel heilzaam. Het is een keerpunt. God straft je met zijn afwezigheid, laat je merken wie je bent zonder Hem ondanks een grote mond, staat kwaad toe, of steekt een spaak in je wiel door je iets op te leggen.
2. Oproep aan God
Niet in toorn!
Het inzicht maakt een roep in David wakker. Hij vraagt niet dat God hem niet corrigeert, tegenspreekt, onderbreekt. Ook niet dat God hem geen discipline oplegt. Maar dat het niet in toorn gebeurt, in woede.
Hij ziet zelf al in dat hij het niet goed heeft gedaan. Misschien voelt hij al een vleugje opluchting dat God hem niet heeft laten begaan, maar hem een tik heeft gegeven.
Zoals de Hebrbrief schrijver het ook aangeeft: de straf is echt niet leuk, maar stel je voor dat er geen straf was en God je liet gaan. Als het maar is, omdat God van me houdt. Niet uit toorn!
Genade, genezing, verlossing
Hij vraagt wel dat het mag ophouden. Dat mag je altijd vragen aan God.
Hoe lang moet het nog HEER. Geef genade.
Maak me weer heel. Verlos me van mijn weg naar de dood.
Kern: keer terug!
Al die dingen wil hij graag. Maar de kern van zijn roep naar God is dit: keer terug. Eigenlijk is dat het ergste: dat God zelf er niet is.
Vijanden kon David aan, als God maar met hem is. (Ps 3)
Ziekte kan David wel aan, als God maar met hem is.
Zorgen kun je dragen, wanneer God maar met je is (Ps 4)
Verdriet kun je nog wel dragen, als God maar met je is.
Maar wat als God er niet bij is?Daarom die hartstochtelijke roep naar God: keer u zich terug naar mij, uw kind. Wil U mij weer aankijken?
3. Grond
Op grond waarvan kun je dit vragen?
Gods naam
Psalm 6 noemt 8 keer de Godsnaam. Dat in 11 verzen, waar er twee nog specifiek gaan over David. De naam van God staat voor Zijn trouw, voor wie Hij is: Ik ben die Ik ben. Op die naam kun je een beroep doen. Het was de naam waarmee God zich liet kennen aan Mozes, toen Israël in Egypte leed.
Ons is die naam ook gegeven, nog wat sterker geëxpliciteerd tot onze bemoediging: Jezus, JHWH redt. Geen andere naam is ons gegeven door wie we behouden worden.
Gods goedertierenheid (v5)
Dat is eigenschap van God die staat voor zijn verbondstrouw.
Hij had gezegd: Als Israël zich van Mij afkeert, keer Ik mij van hen af. Maar als ze zich bekeren, keer ik mij tot hen. Daarom kan David bidden dat God terugkeert.
Gods eer
Een andere gedachte is deze: in het graf zingt niemand de lof van God. De dood, zoals deze hier is getekend, namelijk veroorzaakt door de afwezigheid van God, brengt God geen roem.
Hoe vaak heeft Hij niet gezegd: omwille van Mijn naam zal Ik het doen, zal Ik redden.
***
De roep van David wordt heel plotseling verhoord. Je merkt het aan de overgang naar vers 9. De woorden van de tegenstanders verliezen hun kracht. De vijanden hebben geen grond meer. Want de HEER verhoort. Dat is waar we op mogen hopen. Sterker mogen verwachten wanneer we de HEER aanroepen. Dat onze aanklagers de mond wordt gesnoerd.
God maakt je vrij van alle vijanden, van hun invloed op je leven. Letterlijke vijanden, maar ook geestelijke, of wat je ook maar dwars zit.
In Psalm 23 staat dat prachtig: U richt voor mij een maaltijd aan tegenover mijn tegenstanders. God schept een ruimte van rust, een plaats om te kunnen zijn bij God, om met Hem te eten. Dan hebben de aanklagers en de vijanden geen mogelijkheid meer om invloed ten kwade uit te oefenen. Een prachtige spiegel van het avondmaal. Dat is de plek waar Gods genade een vrijplaats maakt, waar het sacrament als geneesmiddel wordt aangereikt. Jezus’ levenskracht wordt uitgedeeld. Deze Psalm vertelt ons dat God, ook als Hij ons bestraft, daar heen wil hebben.
Vertrouw je dan toe aan die God, die in genade, zijn hand naar ons uitstrekt. Amen
Gebeden
Collecte
Gezang 282: 1, 3 en 4 (B38)
Zegen
[1] ‘Straffen’ betekent terechtwijzen, iemand ergens op aanspreken. Het wordt vaak gebruikt wanneer verplichtingen niet zijn nagekomen. Bijvoorbeeld, wanneer God Israël aanspreekt op het verbreken van het verbond in Jesaja 1.
[2] Dwz een bestraffing in het kader van opvoeden. Het werkwoord in de Griekse vertaling wordt ook gebruikt in Hebr. 12:5 en verder.
[3] Dit werkwoord (ook gebruikt in vers 3) komt geregeld voor om de reactie van mensen te omschrijven wanneer God in toorn zich tegen hen keert, maar ook wanneer zich een plotselinge dood of ramp voordoet. Het is de huiver voor het dreigende dat groter is dan mensen. De Griekse vertaling gebruikt een werkwoord dat voor Jezus wordt gebruikt wanneer Hij bij het graf van Lazarus staat (Joh. 11:33), wanneer Hij doorleeft welk lijden Hij zal ondergaan (Joh. 12:27) en wanneer Hij zegt dat iemand Hem zal verraden (Joh. 13:21).



Opmerkingen