Psalm 4
- javandenberg
- 10 sep
- 7 minuten om te lezen

Deze preek is gehouden op 11 november 2024 om 19 uur in Onderdendam. De dienst stond mede in het teken van voorbereiding op het Heilige Avondmaal.
P 27: 1 en 3
Stil gebed, votum en groet
P 91: 1 en 5
Eerste deel formulier
G 168: 1 en 4 (B38)
Gebed
Lezing: Psalm 4
P 4: 1 en 4
Na de preek G 194: 1 en 4
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Je hebt van die nachten dat de slaap niet wil komen. Sommige mensen hebben daar meer en vaker last van dan anderen, maar het komt tamelijk vaak voor. Vooral wanneer er iets gebeurd is tussen jou en een ander, kan je dat echt onrustig maken. Als het niet goed loopt in een organisatie waar je werkt, als het niet lekker loopt in een kerkenraad, als er problemen zijn in je relatie of gezin, gebeurt dat. Iemand zei iets, of jij zei iets. Het liep helemaal niet goed. Je voelt je enorm gekrenkt, of voor schut gezet. De woorden dreunen nog na.
In je hoofd voer je hele gespreken. Je weet opeens wat je wel had moeten of willen zeggen.
Je weet dat het goed is om te bidden voor het slapen gaan. Je wilt het ook en je hoopt ook dat er rust vanuit gaat. Maar het lukte eigenlijk niet. Je kunt je hoofd niet goed uitzetten, en juist als je wilt gaan bidden schieten je gedachten overal heen. Het is een beetje chaotisch.
Zo’n soort gebed is Psalm 4. Het is een avondlied, een gebed voor het slapen gaan. Maar
- niet een gebed dat je zegt wanneer de dag goed was en je rustig kunt gaan slapen.
- Ook niet een gebed ontstaan op een ziekbed, of bij rouw wanneer de nood puur is, zonder conflict.
Het is een gebed in onrust over gedoe. Het is een rommelig gebed. Allemaal gedachten door elkaar heen.
Het goede is wel dat David bidt.
Wij kunnen soms denken, wanneer je hoofd zo vol is, laat vanavond maar. Ik heb niet de rust. Hiermee kan ik ook niet bij God aankomen. God kent ons helemaal. Hij kent ook ons stress, ons onbehagen over wat er is gebeurd. Hij luistert scherp en aandachtig naar wat we zeggen. Deze Psalm is een aanmoediging om ook met een warrig hoofd te bidden.
Misschien is het eerste waarin de Psalm ons meeneemt, gewoon wel dit: ondanks het feit dat het allemaal niet zo mooi gestructureerd gaat, er wel echt naar God wordt gezocht. God wordt aangeroepen, gezocht. In die beweging wil de Psalm ons meenemen. Door de chaos van gedachten heen, God zoeken.
De Psalm is, eerlijk is eerlijk, niet heel makkelijk uit te leggen. Juist vanwege de rommeligheid van het gebed. Laten we de warrige David proberen te volgen:
1. God: v2
De richting is duidelijk: God wordt aangeroepen.
Als ik roep, verhoor mij, God van mijn gerechtigheid.
· we horen: God wordt aangesproken op Wie Hij is.
Als je onrecht is aangedaan, als je bij mensen geen gehoor vindt, is dit een krachtig gebed. Er is een God die recht doet. Hij is degene die ziet wie rechtvaardig leeft, en gerechtigheid verschaft.
Je mag God aanspreken op Wie en hoe Hij is in je nood. Hij is de God die recht verschaft, Hij is de God die geneest, Hij is de God van alle vertroosting. Eigenlijk voor iedere nood is er een eigenschap van God. Hier die van mijn gerechtigheid.
· ‘In de benauwdheid hebt U ruimte voor mij gemaakt.
Dat is: God en jezelf herinneren aan wat Hij doet
God heeft eerder al eens ruimte gemaakt. Dat is het ook: wanneer je onrecht wordt aangedaan, wordt je ruimte ontnomen. Wordt het benauwd. Soms ook letterlijk. Geen ruimte om te leven, te ondernemen. Geen ruimte om adem te halen. Daarin heeft God eerder al ruimte in verschaft.
Heb je herinneringen aan wat God eerder voor je gedaan heeft?
2. Tegenstander
Je merkt in vers 3 en 4 dat de gedachten zich verplaatsen naar de tegenstanders:
Hoe lang! Houdt het nu nooit op?
Hoe lang maken jullie me klein?
Hoe lang hebben jullie leegte, lege eer.
Hoe lang zoeken jullie naar leugens.
Misschien gaat dit nog over de periode dat David in een onveilige situatie was en op de vlucht voor Saul. De machtigen in het land, de raadgevers van Saul probeerden in het gevlei te komen bij Saul, spraken leugens over Saul, of verraadden David. Die periode hield niet op in zijn leven!
Zoals hij God in herinnering bracht wat Hij gedaan had, brengt hij dit nu ook bij zijn vijanden in herinnering.
God heeft zich een gunsteling afgezonderd
Die woorden hebben een eigen lading:
· In Ex 9: wel plagen bij de Egyptenaren, niet bij Israel
· Ex 33: 16 Het teken dat God je op die manier heeft apart gezet, is dat God met je meegaat.
Zo is het gegaan in de afgelopen tijden. God was er steeds. God zorgde voor David.
Het is natuurlijk een gesprek in zichzelf. Die vijanden horen het niet. Maar, dit is wel wat David denkt, en ze eigenlijk wel letterlijk zou willen zeggen.
Zoals wij dat ook kunnen doen. Maar, wat zeg je dan allemaal in je hart? Je oppert allemaal dingen, misschien. Zelfrechtvaardigingen, of misschien wel verwensingen.
Maar zit er ook wel iets hiervan in: Uiteindelijk ben ik van God. In leven en in sterven. Je kunt mij wel kleineren, mij veroordelen, leugens over mij spreken, zeggen dat ik een verkeerde keuze heb gemaakt, maar ik ben van God.
3. Tegenstem
Vers 5 &6: Een tegenstem klinkt. Die is hier nodig. Je zou het niet meteen verwachten, want David zit wel op het spoor dicht bij God en wat God doet. Maar er dreigt een gevaar. Het kan namelijk gebeuren dat je zo erg gaat geloven in je eigen uitverkoren zijn, dat je te groot gaat spreken van jezelf. Dat die gedachten over het feit dat God jou heeft aangezien, met jou wil meegaan, erbij is, het alleen maar onrustiger maakt in je hart. Je nog bozer wordt. Het staaft je eigen gelijk. Je wordt geestelijk arrogant. Of misschien alleen maar gefrustreerder.
Sommige uitleggers zeggen dat dit echt zo gebeurt dat iemand de gedachtegang onderbreekt. Je kunt ook zeggen, dat de Psalmist het bij zichzelf in herinnering brengt. Er zijn soms van die verstandige opmerkingen van je ouders, grootouders, of wie ook maar, die diep in je geheugen liggen verzonken en oppoppen op zulke momenten.
Wanneer je in een spoor van boosheid zit, heb je een spiegel nodig. Iemand die je een gedachte geeft die een wissel in je hoofd omzet.
Zo’n soort zinnen zijn vers 5 en 6.
Je mag wel boos, zijn, trillen van woede, maar als je spreekt, eerst voor jezelf, in je bed, en houd je verder stil.
Je kunt niet zomaar zeggen tegen een ander met wie je een conflict hebt: Ik ben van God, blijf van me af.
Het is te heilig, te groot voor zo’n conflict. Het is de heilige liefde van God. Die kun je niet als een wapen inzetten om anderen van repliek te dienen. Houd je maar stil.
Breng God offers van gerechtigheid, en vertrouw op de HEER.
Gods offers zijn een verbroken geest, is de eerste zin die hierbij in me opkomt. Ootmoed. Je leeft zelf ook van genade.
Misschien is dit ook wel een inzicht dat we nodig hebben voor het avondmaal. Op die plek komt alles wat met offers te maken heeft samen in het eenmaal gebrachte offer van Jezus Christus. Hij heeft volbracht, vrijgekocht, Zijn leven voor ons gegeven. Zijn geduld met zondaren laten zien. Als Hij zo nederig zichzelf heeft gegeven, zouden wij ons dan in trots verheffen op wat God ons in genade geeft, en dat weer gebruiken om onze superioriteit tegen anderen te laten zien?
Of, wat wij ook mogen zeggen (Rom 12): stel je lichaam tot een offer voor God. Dat is waar je je op moet richten: niet dat jij gelijk krijgt, maar dat God door jou aan Zijn eer komt.
Neem deze gedachten tot je.
Laat je corrigeren door die stem van de overkant, die je leven bijstuurt. Weg van hoogmoed, terug naar de eenvoud, de genade, de nederigheid. We leven alleen van genade.
4. God (v7-9)
Die stem, die corrigerende gedachte verandert iets in het hart van David.
Je merkt het wanneer hij, na die tegenstem, God weer aanspreekt.
Het is misschien een vreemde gedachtesprong die je niet meteen verwacht na het voorafgaande, maar toch ook weer wel te volgen: Velen zeggen wie zal ons het goede doen zien. Verhef over ons het licht van uw gelaat, Heer! Als of hij door of tijdens die tegenstem het weer scherp ziet: je kunt wel mismoedig zijn. We zal ons...
Of je kunt wel overal zoeken naar hulp, in jezelf, bij andere goden, bij machtige mensen die samen een alliantie aangaan en zo proberen heil te vinden.
Maar dat er is een bron van het goede. Er is maar één echte bron van het goede is, en dat is wanneer God zegent. De gedachte aan het brengen van offers brengt ook de gedachte aan de zegen van God met zich mee.
De zegen van God maakt rijk.
Daarom ook die volgende zin: ik heb meer vreugde dan toen zij genoten van een lekker leven.
Misschien moet je wel zeggen: David kende ook jaloezie in zijn onrust. Zijn tegenstanders, die niet dicht bij God leven, hebben overvloed. Dat stak. Hoe kan dat nu?
Maar als God nu eens zijn lieflijk gelaat over je laten schijnen. Als je in alle dingen de liefde van God proeft, dan zit daar zoveel in, dat het genoeg is. Verzadigt.
De volgende zin in de zegen van God is:
De HEER zegene U en Hij behoede U,
De HEER doen zijn aangezicht over U lichten en zij U genadig (de vraag in vers 2)
En geve u vrede.
In vrede zal ik liggen en weldra slapen. Letterlijk: In vrede zal ik zowel liggen als slapen. Het woelen is voorbij. Hij weet zich weer veilig in de handen van God. Die vijanden zijn er nog wel. Het conflict is nog niet opgelost. Maar zijn hart is tot rust.
Psalm 4, het rommelige gebed van David is niet vergeten hoewel het niet mooi was. Het is bewaard zodat mensen het zouden zingen. Er is een opschrift bijgevoegd hoe het gezongen moet worden. Het wil dus gezongen worden. Het gebed is de gemeente op de lippen gelegd. Het wil mensen helpen die niet kunnen slapen, en die niet zomaar rust vinden bij God.
Oefen je met deze woorden, totdat je rust vindt in Hem die gezegd heeft: Ik zal je niet begeven, Ik zal je niet verlaten. Amen.
Gebeden
Wanneer ons slapeloosheid kwelt,
geef dat Uw Geest ons vergezelt
Laat ons niet raken in de macht,
Der boze geesten van de nacht.
De dromen gaan hun eigen weg,
Neemt Gij hun duister dreigen weg,
Verjaag de wolven van Uw schaap,
Want wij zijn weerloos in de slaap.
Amen
G 282: 1, 4 en 5
Zegen



Opmerkingen